Hans Braakhuis

home
Graafschap Hamaland
bijgewerkt 10 dec 2023
Er wordt aan deze website nog veel gesleuteld

Veel materiaal op deze website is afkomstig van Johannes Jacobus Theodorus Maria (Jacques) Tersteeg . Geboren in Renkum: 04-08-1946. Overleden in Groningen: 06-07-2019

In 1942 woonden zijn ouders aan de Dorpstraat 2. Die woning is verwoest tijdens de Airbornedagen in 1944. Het pand dat nu op dit adres staat is ver na de oorlog gebouwd.

Jacques studeerde Nederlands aan de universiteit van Nijmegen, specialiseerde zich in middeleeuwse mystiek en letterkunde en deed als bijvak geschiedenis. Hij bestudeerde gedurende een jaar middeleeuwse kerkmuziek aan de universiteit van Cambridge. Begin jaren zeventig werd hij wetenschappelijk medewerker Middelnederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het gezin ging in de buurt van Winsum wonen.

Jacques was lid van de Historische Vereniging Gelre. Jacques nam in 1995 met Jan Venhuizen en Cees de Ranitz het initiatief voor het oprichten van de Historische Vereniging Winsum-Obergum. Jacques werd voorzitter en dat zou hij blijven tot 2014. Aldaar ging hij ook verder met zijn oorspronkelijke hobby, de lokale Renkumse geschiedenis. Vanuit de provincie Groningen bleef hij verder onderzoek doen rond zijn Renkumse boeken uit 1972, 1975 en 1992. Er kwam helaas geen update van zijn boeken. 

Het Renkumse bleef aanwezig. Jaqcues bezocht Elten, Putten, Osnabrück en andere plattsen. Er ontstonden nieuwe inzichten, misverstanden werden verbeterd. In 2016 gaf Jacques op verzoek van het Historisch Genootschap Redichem, c.q. Oud Renkum nog een lezing over Hameland, het klooster en het Renkumse Mariabeeld. Zelf kreeg ik van Jacques de memory-card met daarop de Powerpoint presentatie.Ook kreeg ik nog enkele teksten. Nog eens uitzoeken hoe het zit met copyright.

Met dank aan de Historische Vereniging Winsum-Obergum

Hamaland was een graafschap dat werd bestuurd door de graven van Hamaland. Het werd in de negende eeuw voor het eerste vermeld en heeft bestaan tot het einde van de elfde eeuw. Na de ondergang van Hamaland is op zijn grondgebied onder meer de heerlijkheid Bergh ontstaan. Rond het jaar 1000. Waarschijnlijk zijn de Duno, de Heimenberg en de Huneschans op de Duno in bezit geweest van graaf Balderik en Adela (950-1025?) (dochter van Wichman van Hamaland) en hebben deze burgen als bescherming van de ijzerhandelsroutes gediend. Adela's vader Wichman van Hameland beschikte rond 900 reeds over de ringwalburcht op de Eltenberg en de dubbele motte Mergelp, op de Duivelsberg ten oosten van Nijmegen. Ook de Huneschans bij Uddel is vermoedelijk in de tiende eeuw gesticht door de graven van Hamaland als bewaking van de handelsroute vanaf de Veluwe naar de Noordzee.
Renkums geschreven geschiedenis begint met een keizeroorkonde van drie augustus 970, waarin Otto I de giften bevestigt, die door graaf Wichman, - veelal graaf van of in Hamaland genoemd - , aan het St. Vitusklooster op de Elterberg bij Elten heeft gedaan. Tot deze giften behoorde o.a. de „curtem ... Redincghem". Reeds twee jaar eerder, op 29 juni 968, had Otto zijn medewerking verleend aan de overdracht van allodiaal en beneficiaal goed van Wichman aan het „monasterium ... quod Wichmannus comes in litore Reniin comitatu Hamelant, cuius nomen loei Eltena, ... construxit". Bron: J. Oostveen, Velua Catholica, Eerste Deel 600-1600, blz. 36, 40, 44, Apeldoorn 1950, is op
grond van Fr. van Mieris, Groot Charterboek der Graaven van Holland, van Zeeland en Heren
van Vriesland, Eerste Deel, Leiden 1753, blz. 17, 19 ten onrechte van mening dat het vierde
deel van Renkum reeds in 866 wordt genoemd als bezit van de St. Maarten in Utrecht.
Hameland
Deze kaart laat het aaneengesloten deel van Hameland zien. Daarnaast waren er meerdere gebieden die ook onder Hameland vielen zoals dus ook Renkum. De kaart is een momentopname. Wat we Hameland noemen fluctueerde, het wordt groter of kleiner bij elk overlijden of huwelijk. Weet iemand het jaartal van deze kaart?
De Graven van Hamaland in Renkum.

In of bij Redichem hadden zij waarschijnlijk een houten burcht, de exacte plaats is niet bekend. Destijds bestond Gelderland uit twee gedeelten: Salland en Hamaland.

Eén van deze graven was een zekere Graaf Wichman. Daar er geen mannelijke erfgenamen meer waren, droeg Wichman zijn Vlaamse lenen over aan zijn neef en zwager Dirk II van Holland en hij stichtte het Sticht Elten (St. Vitusklooster).

Graaf Wichman had vermoedelijk in Redichem een houten slot, dat vermoedelijk gestaan heeft op de plaats, waar in de 15de eeuw het bekende nonnenklooster van de Augustijnerorde zich verhief, in de thans nog bekende Kloosterweide, niet ver van de door St. Willebrordus daar gestichte houten Kapel, welke na 1000 door een fraaie kerk werd vervangen, die na 1864 werd afgebroken. Hoe onzeker de woonplaats van Imad en Adèle, later Balderik en Adèle is, blijkt uit het vermoeden dat deze personen op de Doorwerth, op het slot Grunsfoort, als op de Dunohoogte hebben gehuisd.

Met de Willibrord kapel wordt de kapel ten noorden van de Keijenberg bedoeld?

In de literatuur is veel niet echt duidelijk. 2 dochters en een zoon: "Wichman (IV) wordt al op zeer jonge leeftijd uitgehuwelijkt aan Liutgard, dochter van Arnulf I, graaf van Vlaanderen, en Adela van Vermandois. Zij huwen ergens tussen 947 en 950. Zij is een goede huwelijkspartij die het aanzien van de familie enorm vergroot, want met haar komt er Karolingisch bloed in de familie. Het paar krijgt twee dochters; Adela (geboren omstreeks 950) en Luitgard (geboren 951-954) en een zoon; Wichman (geboren 957-958). Kort na elkaar overlijden zowel echtgenote Liutgard van Vlaanderen in 962 als Wichman jr. vermoedelijk in 965/6".
Uit https://www.graafschap-middeleeuwen.nl/wordpress/wichman-iv/

In wikipedia worden 2 dochters en een zoon bevestigd

Graaf Wichmann had drie dochters Luitgardis, Hildegardis en Adela. Dochter Hildegardis gaf hij het graafschap Gent. Adela trouwde met de graaf Balderic van Redighem (Renkum). En Luitgardis bleef ongehuwd, koos voor het dienen van de kerk en werd non. Haar vader graaf Wichmann, bouwde voor haar een klooster te Elten - staat nu nog op de Elterberg - waar zij de eerste abdis werd. Omdat de graaf de volle eigendom van de bezitting wilde overdragen, hij had het slechts in leen, verzocht hij keizer Otto II in 973, er zijn goedkeuring aan te geven. Hierdoor kwam het klooster te Elten onder bescherming van de keizer. De graaf wilde het bezit ook veilig stellen voor zijn grijpgrage dochter Adela. Zij leidde met Balderic een bandeloos leven en wilde het klooster als haar erfdeel in bezit nemen. Op 14 december 973 schonk keizer Otto II, aan de abdis de bevoegdheid om kleine misdrijven in haar bezitting zelf te berechten. Graaf Wichmann stierf in 980, toen zag dochter Adela haar kansen. In 983 heeft zij toen samen met Balderic waarschijnlijk haar zuster Luitgardis vergiftigd. Adela nam vervolgens bezit van de kerk en het klooster te Elten. Hoewel keizer Otto III haar weer heeft verdreven, wist zij samen met Balderic, kort daarna de kerk en het klooster te verwoesten. Streng gestraft moesten Adela en Balderic op 18 december 996, na een plechtige terechtzitting te Nijmegen, beloven van hun aanspraken op het klooster afstand te doen. Bij deze gelegenheid werd door keizer Otto III, het klooster voor het laatst in zijn bezittingen bevestigd. (bron)

Graaf Wichman IV van Hamaland en Liutgard van Vlaanderen, hadden twee dochters.
Wichman's jongste dochter Liutgard werd abdis op het Sticht Elten abdis en Wichman schonk twee derde deel van zijn persoonlijke bezittingen aan het klooster en droeg alle grafelijke rechten op het klooster over.
De oudste dochter Adela van Hamaland (door sommigen ook wel Adela van Renkum genoemd) (ca. 950 - Keulen, ca. 1025?) (van graaf Wichman IV van Hamaland en Liutgard van Vlaanderen), bleef er slechts 1/3 van de erfenis over en ze weigerde dat te accepteren. Zij verzette zich langdurig en met succes tegen de mate waarin haar vader het Stift Elten met zijn erfgoed had bedacht. Adela heeft tot in 996 met haar man Graaf Balderik, tot aan het keizerlijke hof procedures gevoerd, en kreeg aldus toch de helft van de erfenis toegewezen.

Adela van Hamaland heeft twee zonen. Adela's oudste zoon Diederik is in de voetsporen van zijn vader Immed IV getreden en is graaf van de Veluwe geworden. Adela's jongste zoon Meinwerk is op jonge leeftijd als 'oblaat' (afgestane zoon) in Halberstadt is geplaatst. Meinwerk is in Renkum geboren en sticht later het klooster Abdinghof, een voormalige abdij van benedictijnen in het Duitse Paderborn.

Tussen 931 en 1031heeft Meinwerk een kapel gebouwd, een gift van Meinwerk. Deze schenking werd op 27 februari 1183 door Paus Lucius III bevestigd.

Het is mogelijk om de goederenlijsten van het klooster de Abdinghof te Paderborn en van het St. Vitusklooster te Elten te raadplegen. Deze kloosters komen voort uit de nalatenschappen  van graaf Wichman. De kloosters hebben een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Renkum. In Renkum hadden ze allebei een vroonhoeve, de Overhof en de Nederhof. Vroonhoeven zijn het centrum van middeleeuwse hoven. De heer van de hoeve woonde er, en horigen uit de omgeving kwamen er diensten verrichten, produkten afleveren, of tijnsen betalen. De Overhof en de Nederhof hadden over de wijde omgeving verspreide goederen; er was sprake van een zgn. 'streubesitz'. Het Mariaklooster kreeg spoedig na haar stichting het grootste deel van deze goederen in erfpacht, zo blijkt uit de bovenstaande overdrachten uit het Cartularium. Lees het boek Cartularium van O.L. Vrouweklooster te Renkum 1383-1609 van Drs. J.J.Th.M. Tersteeg en Drs. W.F. Scheepsma uit 1992.

"In Renkum was ook een Sint Vitus hof te vinden die gepacht werd door een zekere Rutger Vonck. In Renkum bestond naast een Eltense Nederhof met een ‘principael hof- stede’, ook een Overhof van de abdij Abdinghof. Deze drie hoven waren een gevolg van de boedelscheiding tussen Elten enerzijds en Balderik en Adela anderzijds (996) en de daaropvolgende verdeling van Adela’s nalatenschap tussen Meinwerk († 1036) en zijn zus Azela, een Eltense juffer. Meinwerk schonk zijn deel aan zijn abdij Abdinghof te Paderborn, Azela aan haar stift. Van alle drie de hoven – die dus oorspronkelijk één ge- heel vormden – werd alleen het bijbehorende land in pacht uitgegeven, de hofsteden of oorspronkelijke vroonhoven bleven inclusief de mensen, belastingen en pachten aan de geestelijke instellingen". Naar: Van meenten tot marken, door H.A. Kos, universiteit Leiden 2009.

"Op het smalle laagterras langs den Rijnkant van een heuvelrug was aldus een boerengehucht gevestigd, dat in 970 reeds vermeld wordt als Redichen, Redinchem, Redingen of Redikum, en thans Renkum heet. Nog in de eerste helft van de 19e eeuw was Renkum een armoedig dorpje. De Renkumsche beek werd hier vóór den aanvang der 19e eeuw als waterkracht voor papiermolens aangewend, welke er in het midden der 19e eeuw nog ten getale van 6 bestonden, twee door wind en 4 door water gedreven. In de laatste halve eeuw is deze nederzetting uitgebreid tot een flink dorp, zich langs den straatweg uitstrekkend met villaachtige huizen, en op den heuvel ook met burgerwoningen. De bevolking der gemeente, bedroeg in 1820: 1420 zielen, in 1840: 2443 nam sedert toe tot 5036 in 1875, en tot 8235 zielen in 1900. Die snelle toeneming van Renkum stond in verband met het vreemdelingenbezoek en de vestiging van elders in deze schoone streek. Maar tevens heeft de nijverheid hier blijvend partij getrokken van de persoonlijke arbeidskrachten, die reeds bij vorige geslachten in industrieele richting ontwikkeld waren. Terwijl aanvankelijk nog veel van waterkracht bij de nijverheid gebruik werd gemaakt, is die thans meer door stoom vervangen. Voor de papierfabrieken van voorheen is één groote in de plaats gekomen, thans eigendom der firma Van Gelder, met ± 150 arbeiders". Uit Vragen van den dag; Populair tijdschrift op het gebied van staathuishoudkunde en staatsleven, 1910
Bekend is de oorkonde van 1046 in het liber donationum van den Dom te Utrecht, waarbij de Keizer aan den bisschop van Utrecht Deventer met een graafschap in Hamaland schonk.
"Het gebied van graaf Dirk en Rheden.Uit de oorkonde van 960 blijkt, dat de oorspronkelijke grens tussen de gouwen Hamaland en Veluwe gelopen heeft ten westen van Worth-Rheden, een buurschap, welke naderhand tot het kerspel Rheden behoorde. Het kerspel Rheden is vermoedelijk na den dood van graaf Wichman, den vader van Lutgard, Eltens eerste abdis, en van Adela, die achtereenvolgens gehuwd was met Imed, graaf in de omgeving van Renkum, en metBalderik, onder het bestuur van dezen graaf Balderik gekomen. Wij vinden tenminste Diederna, dat waarschijnlijk Dieren is, genoemd in de oorkonde van 1025 (Sloet no. 152). Dieren heeft tot het kerspel Rheden behoord. Rheden ontbreekt aan het graafschap in Hamaland, dat in 1046 aan de kerk van Utrecht geschonken werd; de grens lag toen bij Leuvenheim (H. J. Moerman, Het Graafschap in Hameland (1046) in Tijdschrift van het Koninklijk Aardrijkskundig Genootschap, LXV, i, 1948, blz. 39). Rheden heeft blijkbaar destijds en mogelijk nog een tijd daarna deel uitgemaakt, bij wijze van uitloper, van het zuidelijke graafschap in Hamaland, waarin o.a. de immuniteit van de abdij Elten lag en dat zich voorts over de Lymers uitstrekte. Aldaar was omstreeks 1050 Wecelo graaf en een dertigtal jaren later (1083 en vervolgens) Gerard van Wassenberg, een zoon van Dirk, die in 1076 een graafschap bezat in de gouw Veluwe, waarin de hof Broek (het Biljoen te Velp) gelegen was. Deze Dirk was weder een zoon van Gerard Flamens, den stamvader van het gravenhuis Wassenberg-Gelre (Mr. C. Pijnacker Hordijk, De oudste graven van Wassenberg-Gelre, Nijhoff Bijdragen voor Vaderl. Geschiedenis en Oudheidkunde, 4de reeks, II, blz. 340). De laatstgenoemde Gerard is misschien behalve graaf in Teisterbant ook graaf in de streek vanRenkum geweest (Sloet no. 168, 23 Maart 1053; de passus is weinig duidelijk: „et Ratincheim, Testerbant in comitatu Gerhardi comitis"). bron:  Gelre Bijdragen en Mededelingen, deel LIII, 1953, pagina 70 e.v.
te lezen

Vita Meinwerci episcopi Patherbrunnensis, in drie handschriften.

Vita Meinwerci, digitaal te lezen in het Duits,

1983 Hein H, Jongbloed: Wichman, Adela en Alpertus. De Eltense boedelkwestie. Gelre, Bijdragen en mededelingen, 2005

 Op Google Books: N.C. Kist; Het necrologium en het tynsboek van het Adellijk Jufferen-Stift te hoog-Elten; Lyden 1853.

https://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=37&miview=inv2&milang=nl&mizk_alle=Elten&micode=0124
Die Hamalander Grafen als Angchönge der Reichsaristokratie im 10. Jahrhundert, in: Rhetnische Vierteljabrsblatter, 44, 1980, p. 16-46 en in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, Bussum 1981, p. 225-229.

Lex Francorum Chamavorum oder das vermeintliche Xantencr Gaurecht. Herausgegeben und erlautert von E. TH. GAUPP. Breslau, 1855. 8vo. Hierin: I, § 3. Die Chamaver und das Hamaland.

A. Dederich, Geschichte der Romer und der Deutschen am Niederrhein, insbesondere im Lande der Chamaven oder Hamalande. Mit Karten. Emmerich, 1854.

R. Fruin, De graafschap Hamaland en de Brunharingen. — Maandbl. Ned. Leeuw XLVIII. 163.





bronnen

graafschap-middeleeuwen.nl

Delpher.nl

Wikipedia Meinwerck

Wikipedia Duits Vita Meinwerci
Bergahapedia Glismod van Hamaland

Berghapedia Hamaland

Veel teksten van Jacques Tersteeg
Op- en aanmerkingen, verbeteringen. Braakhuis