Hans Braakhuis

home
Kasteel Doorwerth: dhr. F.A. Hoefer,
de Vereniging de Doorwerth, het Nederlandsch Artillerie-Museum en het Geldersch Historisch Museum
.
bijgewerkt in december  2023
Het kasteel Doorwerth en de omliggende uiterwaarden waren vanaf 1 juli 1908 in eigendom van
J.W.F.Scheffer, eigenaar van de Duno. Over de aankoopplannen werd bericht in de Oosterbeeksche courant van 9 mei 1908. Scheffer kon het kasteel kopen van Jacob Gabriel ridder van Rappard, die het kasteel als kleinkind in 1880 uit een erfenis (Van Brakell - Schuylenburg) verkreeg.

F.A. Hoefer (1850-1938) kocht kasteel Doorwerth voor een ‘zeker niet te hoge prijs’ van 10.000 gulden *, van dhr. Scheffer en droeg het vrijwel meteen over aan de mede door hem opgerichte Vereniging De Doorwerth. De prijs voor de Vereniging de Doorwerth was 1 gulden, met de verplichting om het kasteel te renoveren. Het kasteel had na 1880 vrijwel leeg gestaan.

Hoefer kocht alleen het kasteel, de omliggende uiterwaarden had Scheffer zelf nodig voor de modelboerderij.

Nadat de restauratie van het kasteel was voltooid, bracht Hoefer een verzameling op het gebied van de artillerie er in onder. Het Nederlandsch Artillerie Museum werd op 5 augustus 1913 door prins Hendrik geopend.

De restauratie werd uitgevoerd tussen 1910 en 1915, waarbij de negentiende-eeuwse toevoegingen verwijderd (van Brakell) werden en het kasteel zijn middeleeuwse omvang en uiterlijk herkreeg.

Vanaf het verwerven van de benodige gelden voor aankoop en opknappen van het kasteel, was er steeds sprake van dat kasteel Doorwerth gebruikt zou worden voor een Geldersch historisch museum.

* het bedrag van 10.000 wordt alleen genoemd in het boek van Geert van Straaten. Zie de bronnen onderaan deze pagina.
Frederic Adolph Hoefer (1850-1938) begint met de Vereniging de Doorwerth. Samen starten ze met het Nederlandsch  Artillerie Museum en het Geldersch Historisch Museum.

over Hoefer bij KNAW Huygens

Hoeffer
Een reliëf in het interieur van het Belgenmonument te Amersfoort.
Hoefer wordt geboren in Sittard en studeerde aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda. Hoefer werd in 1871 benoemd tot tweede luitenant der artillerie. Na de Krijgsschool voor Officieren te Utrecht, wordt Hoefer eerste luitenant bij de Veldartillerie in Arnhem. Een ongelukkige val van zijn paard betekende echter het voorlopige einde van zijn loopbaan als officier, en op 3 april 1880 werd hem eervol ontslag verleend wegens lichaamsgebreken. Hoefer is dan 30 jaar.

Na het ontslag werd hij hoofdcommies bij de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij en werkt vervolgens sedert 1882 als administrateur bij de Nederlandsche Bell-Telephoon Maatschappij te Rotterdam. In 1885 werd hij tevens directeur van de Maatschappij voor Tijdaanwijzing.

Dat Hoefer belangstelling heeft voor historisch onderzoek blijkt uit het in 1887 verschenen:  Geschiedenis der openbare tijdaanwijzing.

Ondertussen was Hoefer, weduwnaar geworden van Clara Gewin (1884 -1889) en is een jaar later in 1890 gehuwd met Cornelia Martina baronesse van Heemstra (zus van Hattems burgemeester). De eerste echtgenote was rijk, de tweede echtgenote was nog rijker. Hoefer huwt in Hattem en gaat in 1892 in het Hooge Huis wonen.
 
In Hattem werd Hoefer in 1895 onbezoldigd gemeentearchivaris en zet zich in voor een beter archief en de restauratie van de Dijkpoort. Bij de Dijkpoort was er al een samenwerking met  P.J.H. Cuypers en ook de Grote of Andreaskerk wordt door Cuypers - Hoefer opgeknapt.T

Andere monumenten die mede door Hoefer behouden bleven, behoren het voormalige Huis Helmich, later Drostenhuis te Zwolle (later het Stedelijk Museum Zwolle aan de Melkmarkt 41, sinds 2022 Anno), het Gothische Huis te Kampen, het stadhuis te Hasselt, het Reventer te Zwolle (aan  het Bethlehemsche Kerkplein 35. De Lebuinuskerk in Deventer, het Gotische Huis te Kampen, kasteel Doorwerth en de oude Romaanse kerk te Wilsum.

Nog meer: zoek eens op Cuypers en Hoefer!
Hoge huis in Hattem
F.A. Hoefer is eigenlijk altijd militair gebleven. Na het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914 werd hij op eigen verzoek belast met het commando (luitenant-kolonel) van de interneringsdepots voor Belgische militairen te Kampen, Nunspeet, Gaasterland en Hattem.

Er volgt weer een eervol ontslag in 1919.

Gaandeweg kon Hoefer de lasten voor onderhoud aan het kasteel en de verzameling niet meer opbrengen. Het lukte Hoefer niet om van het museum een rijksmuseum te maken. Vanaf 1921 viel het museum onder het ministerie van Oorlog.  De minister bleek met deze constructie minder gelukkig en in 1928 bracht men de collectie in een stichting onder met de naam Het Nederlandsch Legermuseum.

In 1928 werd Hoefer bevorderd tot kolonel-titulair en verkreeg hij bij gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag - mede op grond van zijn museale arbeid - de titulaire rang van generaal-majoor.

Vanaf 1949 krijgt het Legermuseum in Leiden de naam: "Nederlandse Leger- en wapenmuseum Generaal Hoefer".
Hoefer
Doorwerth
1913: De Dunkelgraf von Bechstein
Bij alle plannen om van het kasteel een museum te maken, gaat het aanvankelijk alleen over een Geldersch Museum.
"Pogingen om een oude doopvont, te Otterloo, als varkenstrog in gebruik, aan te koopen leden schipbreuk. . Daar het voorwerp door een belangstellende is aangekocht, hoopt de Commissie, dat deze de doopvont èf aan de Nederlandsch Hervormde kerk te Otterloo ten geschenke zal geven, ter plaatsing in de kerk, of aan een Geldersch Museum".
Uit een verslag van de Provinciale Geldersche Archeologische Commissie: J. S. van Veen en F. A. Hoefer, gepubliceerd in Bijdragen en mededeelingen, 1905, 01-01-1905 van de vereeniging Gelre

"Men schrijft uit Oosterbeek aan de „N. R. C," : Het kasteel Doorwerth is nog een der weinige middeleeuwsche burchten, die ongewijzigd zijn overgebleven. De meesten kasteelen hebben in de eeuwen van hun bestaan het oorspronkelijk karakter verloren. Het kasteel Doorwerth niet, hoewel het zeker al in de tiende eeuw is gesticht, volgens in het provinciaal Geldersch archief berustende oorkonden. In den loop der tijden is het in het bezit van verschillende families geweest, getuige o. a. de wapenschilden boven de poorten. Dit najaar hebben wij het meermalen bezocht en telkens weer zijn wij weemoedig gestemd, wanneer wij zagen, hoe dit monument der vaderlandsche geschiedenis tot een ruïne dreigt te vervallen. Nog staat het, schijnbaar een massieve vierkante steenklomp. Maar de muren brokkelen af, de grachten vullend met puin. Afgewaaide pannen, brugleuningen, luiken helpen aan het dempen der modderpoelen, eens schoone grachten. Nog zijn de zalen binnen op een enkele na, in bewoonbaren staat, maar voor hoelang ? Door gebroken ruiten en dakvensters slaan regen en sneeuw naar binnen en hebben den vloer op een enkele plek reeds onbetrouwbaar gemaakt. In den najaarsstorm kleppert hier en daar een luik of een dakvenster aan een enkel scharnier, tot ook dit doorgeroest is. Kraaien nestelen op de zolders en in de kamers, waar antieke behangels, door vocht en tocht losgeraakt, langs de wanden schuren. En nog geen eeuw geleden werd dit kasteel met zijn mooie kapel, waarin 't orgel en 't antieke meubilair staat te verweeren, rijk bewoond. Nog eens, hoe jammer, dat dit historisch monument weldra slechts.... een historische ruïne zal zijn".
Uit de Arnhemsche courant van 06-12-1905

"De Kamper Courant, het verval van het kasteel De Doorwerth betreurende, zegt, dat de tegenwoordige eigenaar, Jhr. Mr. J.G. van Rappard, wel belang stelt in het oude kasteel, maar opziet tegen de hooge kosten eener restauratie; daarom zijn er onderhandelingen over overneming van het kasteel door het Rijk gevoerd, maar niet geslaagd. Het blad hoopt alsnog, dat de Doorwerth zal worden opgenomen onder de merkwaardige gebouwen en historische monumenten, voor welker restauratie en onderhoud jaarlijks gelden worden uitgetrokken op de begrooting van Binnenlandsche Zaken. Het bepleit dit denkbeeld door eene vergelijking met andere historische monumenten. Bij Kon. besl. van 28 Dec. 1861 werd het overblijfsel van het kasteel van Brederode, bij Velserend, als historisch monument aan hei Departement van Binnenlandsche Zaken overgedragen, en sedert draagt de Staat zorg dat het in stand gehouden wordt. Maar het slot van Brederorde, dagteekenend uit de 13e eeuw. is niets meer dan eene ruïne. Het is op verre na zoo belangwekkend niet als de Doorwerth. Ook het slot te Muiden is in Staatsbezit overgegaan en wordt van Staatswege behoorlijk onderhouden. Al geven wij toe, dat dit oude slot uit historisch oogpunt van meer beteekenis is dan het slot Doorwerth, ook dit laatste heeft dan toch ook uit dit oogpunt wel degelijk waarde. De groote Keurvorst van Brandenburg, vóór zijn huwelijk met de dochter van onzen Stadhouder Frederik Hendrik, heeft herhaaldelijk op dit kasteel vertoefd, en ook de groote Koning-Stadhouder Willem lII was herhaaldelijk de gast van de heeren van Dorenweerd. In de geschiedenis der Middeleeuwen speelde de versterkte burcht een groote rol. Doch ook afgescheiden van alle historische herinneringen heeft dit oude slot groote waarde. In- en uitwendig is het merkwaardiger om te zien dan het slot te Muiden. Elk jaar weer vindt het dan ook bij duizenden bezoekers van allerlei slag groote belangstelling. Waarom neemt ook voor dit historisch gedenkteeken de Staat de zorg van restauratie, instandhouding en onderhoud niet op zich?" Uit de Bredasche courant 15-08-1906
Doorwerth
het kasteel in 1907
Een grafzerk uit Tiel, een gift voor het Geldersch Museum.

Bron van de foto: OF-02483, Monumentenfotografie, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, afdeling Gebouwd Erfgoed.
Doorwerth
"HET KASTEEL DOORWERTH. Door de heeren W. O. Ph. O. graaf Van Aldenburg Bentinck en Waldeck Limpurg, dr. P. J. H. Cuypers, architect der Rijksmuseumgebouwen F. A, Hoefer, lid der Rijkscommissie voor de beschrijving der monumenten van geschiedenis en kunst, J. Kalf, secr. dier commissie, mr. S. Muller Fzn., lid dier commissie, jhr. mr. A. Röell, burgemeester van Arnhem, jhr. L. H. N. Nedermeyer ridder van Rosenthal, burgemeester van Renkum, A. baron Schlmmelpenninek v.d. Oye v.d. Poll en Nijebeek, oud-Commissaris der Koningin in Utrecht, mr. J. J. S. baron Sloet, voorz. van de Vereeniging ~Gelre, jhr. F. Wttewaall van Stoetwegen, burgemeester van Doorwerth, jhr. mr. V. E. L. De Stuers, lid der Tweede Kamer, en dr. J. S. v. Veen, voorzitter der Prov. Archaeologische Commissie, is aan belangstellenden in het lot van het kasteel Doorwerth een oproep gericht tot bespreking van maatregelen te nemen in verband met den toestand van dat kasteel, op Donderdag 8 Juli, ten Stadhuize te Arnhem".
Uit Het vaderland 02-07-1909
"Doorwerth. Kasteel Doorwerth behoort aan den heer Scheffer, die op de Duno woont. Hoe kunnen dan een aantal andere heeren vergaderen over de restauratie van het kasteel? De N. R. Ct. heeft op deze vraag het antwoord gezocht. "Wij hebben den heer Scheffer Zaterdag opgebeld, doch van de Duno geen antwoord kunnen krijgen. Onze correspondent te Arnhem heeft zich daarna gewend tot den burgemeester van Renkum, lid der commissie en deze deelde hem het volgende mede: Doorwerth behoort aan den heer Scheffer, maar deze doet er niets aan, zoodat het verval van het slot steeds grooter wordt. Uit den wensch om dit nationale monument te behouden, is nu het denkbeeld gerezen om een vereeniging op te richten, welke zich als doel zal stellen te trachten het slot van den heer Scheffer over te nemen. Door doelmatige restauratie zou het dan behouden kunnen worden. Misschien ware er dan een museum in te richten, maar dit is toekomstmuziek; voorloopig is, zooals ik zei, de bedoeling te trachten het slot in handen te krijgen".
 De standaard 07-07-1909
"Doorwerth. Gistermiddag werd ten Stadhuize te Arnhem, zooals reeds was aangekondigd, een vergadering gehouden van belangstellenden in het lot van het kasteel Doorwerth. De vergadering had plaats op initiatief van de heeren W. C. Ph. O. graaf van Aldenburg Bentinck en Waldeck Limburg, dr. P. J. H. Cuypers, F. A. Hoefer, Jan Kalf, secretaris der Rijkscommissie voor de beschrijving der monumenten van geschiedenis en kunst, mr. S, Mulder Fzn., lid dier comissie, jhr. mr. dr. A. Röell, burgemeester van Arnhem, jhr. L. A. N. Nedermeyer ridder van Rosenthal, burgemeester van Renkum, A. baron Schimmelpenninck .van der Oye van de Poll en Nijenbeek, oud commissars der Koningin in Utrecht, mr. .J J. S. baron Sloet, voorz. van ,,Gelre", jhr. F. Wittewaal van Stoetwegen, burgemeester van Doorwerth, jhr. mr. E. L. de Stuers, dr. J. S. van .Veen, voorzitter der Pronvinciale Geldersclie Archaeologische commissie in het bestuur van den Ned. Oudheidkundigen Bond. Allereerst werden de aanwezigen welkom gekeeten door den Burgemeester van Arnhem. Vervolgens zette de heer F. A. Hoefer uit Hattem het doel der vergadering uiteen. Spr. wees er op, dat wanneer niet spoedig wordt ingegrepen, de Doorwerth weldra een ruïne zou worden. En zulks mag niet geschieden, omdat het kasteel daarvoor veel te belangrijk is, zoowef uit een aesthetisch als uit een architectonisch en historisch oogpunt. De vorige eigenaar gevoelde er niet genoeg voor om het kasteel te onderhouden, en evenmin de tegenwoordige eigenaar. Deze heeft zich evenwel bereid verklaard om het kasteel binnen de grachten met inbegrip van den moestuin af te staan voor f 10,000, een som die zeker niet te hoog is. Door het Rijksmonumentengebouw is een opname gedaan van het gebouw. Om het te brengen in den staat als op het einde der 17e eeuw, zal ongeveer f 60,000 gemoeid zijn, terwijl, om het terug te brengen tot den staat van pl.m. 30 a 40 jaren geleden, f 40,000 noodig is. Het geld voor den aankoop zal door contributiën en giften bijeen moeten worden gebracht, terwijl voor het in beteren staat brengen het Rijk wel bereid zal worden bevonden om te steunen. En nu de vraag wat men zal doen met Doorwerth, wanneer men geslaagd is het in beteren staat te brengen? De bestemming zou kunnen zijn: herinneringen aan de roemrijke Geldersche historie te verlevendigen, hetgeen zou kunnen geschieden door er een Geldersch museum te vestigen. Misschien zou de gelegenheid er gunstig zijn voor een openlucht-museum. Ten einde tot de uitvoering van het denkbeeld te komen, is noodig de oprichting van een vereeniging „Doorwerth". Daartoe werd bij acclamatie besloten. Ten aanzien van den aankoop van het kasteel werd besloten den eigenaar, den heer Scheffer, te vragen zijn bod nog eenigen tijd gestand te doen, opdat onderwijl de vereeniging kan worden geconstitueerd eu na kan worden gegaan of het haar mogelijk is tot den aankoop over te gaan. Tot leden van het voorloopig bestuur werden benoemd de heeren, die het initiatief tot deze bijeenkomst namen".
 Algemeen Handelsblad 09-07-1909
Doorwerth
"De Doorwerth. Ten stadhuize te Arnhem werd gisterenmiddag een vergadering gehouden van belangstellenden in het lot van Doorwerth. De heer Hoefer uit Hattem zette het doel der bijeenkomst uiteen. Als niet heel snel, wordt ingegrepen, zal de Doorwerth spoedig een ruïne worden. Dit mag niet. Het slot is daarvoor veel te belangrijk, zoowel uit een esthetisch als uit een architectonisch en historisch oogpunt. De vorige eigenaar voelde er evenwel niet genoeg voor om het te onderhouden en ook de tegenwoordige niet, maar deze laatste heeft verklaard het slot binnen de grachten te willen afstaan voor f 10,000, een zeker niet te hooge som. Nu heeft het rijksmonumentenbureau een opname gedaan van het gebouw en het blijkt, dat om het te brengen tot den staat van het einde der 17e eeuw er een f 60.000 noodig zou zijn en tot den staat van voor een 40 jaar een som van f 40,000. Het geld voor den aankoop zal door contributiën en giften bijeen moeten komen. Wat de herstelling aangaat, daarvoor zal zeker het rijk wel genegen worden bevonden tot steun. Wat zal men doen met Doorwerth, als het in beteren staat is gebracht? De bestemming zou kunnen zijn de vestiging van een Geldersch museum om de herinnering aan de roemrijke Geldersche geschiedenis te verlevendigen. Misschien ware ook de gelegenheid gunstig voor een openlucht-museum. Onder applaus besloot de vergadering tot oprichting van een vereeniging „Doorwerth". Wat den aankoop betreft, werd besloten den eigenaar, den heer Scheffer, te vragen het bod nog eenigen tijd gestand te doen, om onderwijl de vereeniging te constitueeren en na te gaan of het haar mogelijk zal zijn tot aankoop over te gaan. Besloten werd de heeren, die het initiatief namen tot deze bijeenkomst, als voorloopig bestuur te benoemen."
Uit  RK dagblad het huisgezin 10-07-1909
Doorwerth
Een ander verslag van de vergadering van de Vereeniging de Doorwerth:

"Wil men herstellen inden geest einde 17de eeuw, dan zou daarvoor noodig zijn f 50.000, makende met het opknappen van de bijgebouwen f 60.000; wil men zich bepalen tot herstel in den vorm, dien het kasteel 40 jaren geleden had, dan is f 30.000, benevens f 10.000 voor de bijgebouwen, voldoende.Hoe het zij: men staat voor een belangrijk cijfer. Nu mag men wel vertrouwen, dat de Staat hier zijn steun zal verleenen; maar ook dan zal men staan voor een cijfer van f 30.000 of f 20.000, welke som over eenige jaren zal kunnen verdeeld worden.Spreker zette verder uiteen, dat, is eenmaal het kasteel weder bewoonbaar gemaakt, het ook moet worden bewoond, wil het niet weder tot ruïne vervallen. Als bestemming denkt hij zich: een Geldersch museum, zoo uitnemend geschikt om een plaatste verleenen aan alles wat de schitterende Geldersche historie die te weinig bekend is aanschouwelijk kan maken. Spreker noemde in dezen gedachtengang het openlucht-museum te Kopenhagen als voorbeeld. De vraag hoe te geraken tot verwezenlijking van de plannen, is slechts op één wijze te beantwoorden. Men stichte een Vereeniging „De Doorwerth”, die verklaart het kasteel te koopen en in beginsel aanneemt, dat zij het zooveel mogelijk zal herstellen, zoodat het bruikbaar wordt voor een museum.Tot het oprichten van de Vereeniging werd bij applaus besloten. Minder vlot ging het, toen de vraag ter sprake kwam: Vindt men den aankoop goed?Het zal niet noodig zijnde discussie daarover inden breede te vermelden, genoeg zij ’t mede te deelen, dat op voorstel van baron Mackay besloten werd, allereerst de vereeniging wettig te constitueeren, namelijk: hare statuten vast te stellen en rechtspersoonlijkheid te verwerven. Eerst dan kan men met den heer Scheffer over den koop onderhandelen.In verband hiermede werd, overeenkomstig de denkbeelden door de heeren mr. Scheidius en mr. baron Van Lynden ontwikkeld, besloten den heer Schefïer te verzoeken, den fatalen termijn van den koop nog eenige weinige maanden te verlengen, omdat er van zelf eenige tijd moet verloopen, alvorens de nieuwe Vereeniging in het stadium is, dat de Kon. goedkeuring is verkregen. Omdat; zonder dat de Vereeniging wettig bestaat, van geen koopen sprake kan zijn, zal de heer S. dit verzoek zeker billijken.
Uit: De wapenheraut; maandblad gewijd aan geschiedenis, geslachts-, wapen-, oudheidkunde enz., jrg 13, 1909.
Doorwerth
1909

"Doorwerth". De Vereeniging tot instandhouding van het kasteel „Doorwerth", indertijd hier te Arnhem opgericht — op aanstichting van den heer Hoefer uit Hattem — heeft, en dit bericht zal zeker met genoegen door de bewoners van Arnhem en zijn omstreken vernomen worden, het kasteel van den eigenaar den heer J. W. Scheffer van den Duno aangekocht. Met 1 Februari krijgt de Vereeniging „Doorwerth" de beschikking over het kasteel. Zij zal nu wel spoedig de zoo hoog noodige herstelling ter hand nemen. Is eenmaal „Doorwerth" weder gemaakt tot een gebouw, dat veilig kan bezichtigd worden, en in zijn ouden vorm hersteld, dan zal de omgeving van Arnhem een groote aantrekkelijkheid herwonnen hebben."

Arnhemsche courant 17-01-1910
Doorwerth
1910
"De Doorwerth. In het stadhuis te Arnhem is gisterenmiddag de algemeene vergadering ge houden van de vereeniging De Doorwerth ter vaststelling van de statuten. De voorzitter, de heer F. A. Hoefer, uit Hattem, deed mededeelingen omtrent den aankoop van Doorwerth, die zoo onverwacht is gekomen; door den korten tijd van beraad was het niet mogelijk geweest een vergadering bijeen te roepen om daarover te beslissen en werd het kasteel aangekocht op naam van den voorzitter om later op naam der vereeniging te worden overgeschreven. Bij de omschrijving van het doel der vereeniging in de statuten werd voorgesteld sub 2 te vermelden, dat het kasteel zou worden bestemd tot museum van Nederlandsche ethnografie, volkskunst en openluchtmuseum. Daartegen werd aangevoerd, dat het gewenscht is op den voorgrond te stellen, dat het een historisch museum zou zijn. Bij de beantwoording der vraag, wie den aankoop mogelijk maakten, herinnerde de voorzitter er in de eerste plaats aan, hoe H.M. de Koningin van Hare ingenomenheid met het plan blijken gaf en eveneens H.M. de Koningin-Moeder en Z.K.H. de Prins der Nederlanden. Voorts bracht spreker dank aan jhr. Victor de Stuers en aan allen, die steun verleenden, bijzonderlijk ook aan den Alg. Ned. Wielrijdersbond. Een gift van het Ned. Oudheidkundig Genootschap van 250 kon niet worden aanvaard, om de voorwaarde, dat een lid van het Genootschap in het bestuur zitting zou moeten hebben en de plannen in overleg met het Genootschap moesten worden vastgesteld. Daarna kwamen de ontwerp-statuten in behandeling. Na eenige discussie werd besloten, de oorspronkelijke redactie van art. 2 te handhaven en als doel der vereeniging te noemen: I°. het in eigendom verkrijgen en instandhouden van kasteel Doorwerth, 2°. het bestemmen en inrichten van het kasteel tot museum ; 3°. het aanleggen en beheeren van dit museum". Bewerkt uit: Land en volk 03-02-1910 +  Zutphensche courant 04-02-1910
„De Doorwerth" Hedennamiddag te ruim halfdrie werd in de trouwzaal van het Stadhuis te Arnhem een vergadering gehouden van de Vereeniging „De Doorwerth," onder voorzitterschap van den heer F. A. Hoefer, uit Hattem. Deze vergadering werd o. m. bijgewoond door den Commissaris der Koningin, jhr. S. van Citters. De voorzitter, de vergadering openende, heette de aanwezigen welkom, in 't bijzonder den Commissaris der Koningin. Daarna deed de voorzitter mededeeling omtrent den aankoop van het kasteel. Door den korten tijd, welke voor de beslissing omtrent den aankoop was gelaten, kon geen vergadering worden gehouden, om daarover te beraadslagen en werd het kasteel aangekocht op naam van den voorzitter, om later op den naam van de vereeniging te worden overgeschreven. Bij de beantwoording van de vraag, wie den aankoop mogelijk maakten, bracht de voorzitter dank aan H. M. de Koningin, die van hare hooge ingenomenheid blijk gaf, terwijl hij voorts herdacht de medewerking van H. M. de Koningin-Moeder en Z. K. H. Prins Hendrik. Dank bracht hij ook aan jhr. mr. Victor de Stuersen aan allen, die door giften, groot en klein, steun verleenden in't bijzonder aan "De Kampioen" en den A. N. W. B., waarvan het optreden in deze tot een zoo groot succes leidde. Ten slotte werd dank gebracht aan de leden van het comité „De Doorwerth" en aan notaris Ladenius, voor zijn medewerking bij de overdracht van het kasteel. Een gift van het Nederlandsch Oudheidkundig Genootschap van f 250 kon niet worden aanvaard, omdat daarbij de voorwaarde was gesteld, dat een lid van het genootschap in het bestuur zitting zou moeten hebben en de plannen in overleg met het genootschap zouden moeten worden vastgesteld. Daarna werd overgegaan tot vaststelling van de statuten. Bij de omschrijving van het doel van de vereeniging werd voorgesteld sub 2 te vermelden dat het kasteel zal worden bestemd tot museum voor Nederl. ethnografie, volkskunst en openluchtmuseum. Daartegen werd aangevoerd, dat op den voorgrond gesteld moet worden, dat het een historisch museum moet worden. Na eenige discussie werd besloten de oorspronkelijke redactie van art. 2 te handhaven en als doel der vereeniging te noemen: 1e. het in eigendom verkrijgen en instandhouden van het kasteel „De Doorwerth"; 2e. het bestemmen en inrichten van dit kasteel tot een museum ; en 3e. het aanleggen en beheeren van zoodanig museum. Hierna werd het huishoudelijk reglement vastgesteld.
Arnhemsche courant 02-02-1910
Doorwerth

"Restauratie van de Doorwerth. De kosten der restauratie worden begroot op ƒ64065.55, waarvan men de helft van het Rijk hoopt te verkrijgen. Van de provincie wordt ƒ 10.000 gevraagd en overeenkomstig het voorstel van Gedeputeerde Staten is hierop gunstig beschikt, mede in verband met de voorgenomen inrichting van het kasteel tot Geldersch museum"
Uit: Bulletin, jrg 3, 1910
Uit de Gids voor Arnhem en omstreken, pagina 78, 1930  "In 1910 ging het kasteel over aan de vereeniging De Doorwerth, welke vereeniging gesteund door het Rijk, provincie, gemeenten en vereenigingen besloot tot een restauratie, die ons het prachtige kasteel deed behouden. Thans is het ingericht tot een museum, gesplitst in twee afdeelingen: het Geldersch-Hist. museum, Directeur Jhr. J. Beelaerts van Blokland te Oosterbeek en een Ned. Legermuseum, Directeur F. A. Hoefer te Hattem.Tevens is een gedeelte van het kasteel ter beschikking van de leden der Johanniter-orde".
"Renkum, 25 Mei. In de Raadsvergadering van heden werd behandeld het verzoek der Vereeniging „Doorwerth", die het kasteel van dien naam aankocht en het wil inrichten tot een museum, om van de gemeente te krijgen een bijdrage in eens of een jaarlijksche subsidie. Gewezen wordt op de te verwachten uitbreiding van het Vreemdelingenverkeer. Door B. en W. was geen overeenstemming verkregen in deze zaak; de Burgemeester wilde f 250 ineens geven; de wethouder de heer Toe Water wilde afwijzend beschikken met het oog op den niet-gunstigen financieelen toestand der gemeente. De heer jhr. Beelaerts van Blokland vond het zeer aangenaam het verzoek om subsidie te kunnen ondersteunen. Voor het verleenen is alle aanleiding. Het voortbestaan van het kasteel en het inrichten als Geldersch museum achtte spr. in het belang der gemeente. Hij wees op de schoone ligging tusschen de dorpen Oosterbeek en Renkum en op het drukke bezoek: in 1909 waren er 5000 bezoekers. Die komen er niettegenstaande een bezoek levensgevaarlijk is; als het kasteel hersteld is rekende spr. op een nog drukker bezoek. Een groot deel der ingezetenen leeft van het Vreemdelingenverkeer, dat te bevorderen is synoniem met het bevorderen van het gemeentebelang. Waar er zooveel wordt uitgetrokken voor onderwijs, wilde spr. ook iets doen voor aanschouwelijk onderwijs. De gemeente Renkum heeft veel belang bij deze zaak. Het niet-verleenen eener subsidie zal een slechten indruk in het land maken, anderen zullen minder voor de zaak gaan voelen, dus is spr. voor het verleenen eener subsidie van f 250.— De heer v. d. Pol wilde alleen dat de Raad zijn ambitie zou uitspreken, maar daarvoor vond hij f 250 te veel. Spr. wilde een kleiner som en als bleek, dat het vreemdelingenbezoek toenam, dan had men nog altijd gelegenheid op de zaak terug te komen. Hij stelde dus voor zijn ambitie uit te drukken door f 50.— oi 100.— beschikbaar te stellen. De heer Kroon voelde veel voor historische gebouwen, maar meende, dat het niet lag op den weg van den Raad de vereeniging „Doorwerth" te steunen, omdat het kasteel niet in de gemeente Renkum ligt. De heer mr. Beels meende, dat er alle aanleiding bestaat voor het toekennen eener subsidie Het Rijk en de Provincie steunen krachtig, het is dus nationaal belang en ook een locaal belang. De som is niet zoo hoog, de rente is f 10 per jaar. Het is nu de vraag, of stalhouders, caféhouders, pensionhouders enz. hun inkomsten zooveel zullen zien vermeerderen, dat dit bedrag meer zal kunnen worden geheven aan Hoofd. Omslag en spr. meent, dat dit zeker het geval zal zijn. Er komt meer en meer neiging om de buitenplaatsen voor het publiek te sluiten, daarom moet men op prijs stellen dat men dit hier heeft en misschien een mooi museum krijgt. De heer Van Burk was in principe niet voor subsidies. Daarom zou spr. de zaak nu willen aanhouden en niet voorgaan bij het Rijk en de Provincie. Een som van f50 of f 100 achtte spr. te min. Waar de restauratie wel niet zal afhangen van de subsidie van Renkum, wilde spr. voorloopig geen besluit nemen. De heer Toe Water verklaarde, dat hij tegen een subsidie voor dit jaar is, met het oog op het ongelukkig bedrag voor onvoorziene uitgaven op de begrooting voor 1910. Spr. wilde het daarom dit jaar nog niet doen. Hij kan zich neerleggen bij de meening van heer den Van Burk en stelde voor het verzoek te behandelen bij de begrooting. De voorz. verklaarde als bestuurslid der Vereeniging „Doorwerth", dat men wel afwacht wat de gemeente Renkum doet. Het Rijk en de provincie letten daar wel op. Daarom wilde spr. het verzoek niet aanhouden tot de begrooting, maar nu een besluit nemen. Ten slotte werd het voorstel van den burgemeester verworpen met 6 tegen 3 stemmen. Daarna werd gestemd over het voorstel-Toe Water: de zaak aanhouden tot de begrooting, welk voorstel aangenomen werd met 5 tegen 4 stemmen."
Arnhemsche courant 26-05-1910
"De „Doorwerth."
Naar aanleiding van een verzoek van de vereeniging „De Doorwerth,'' stellen Ged. Staten van Gelderland aan de Provinciale Staten voor aan genoemde vereeniging een bijdrage te verkenen van f 10.000 in de kosten van de restauratie van het kasteel Doorwerth en de inrichting ervan tot een Geldersch museum, o. a. onder voorwaarde dat het Rijk een subsidie verleene tot minstens gelijk bedrag als de Provincie".
Uit de Delftsche courant 30-06-1910

Doorwerth
De Doorwerth. "In prachtige herfstdagen eindigt de tijd der vacantie-kaarten en daarmee voor velen het seizoen der langere of kortere uitstapjes. Ook op de Doorwerth zal het nu vlot niet drukk meer loopen met bezoekers. Van den zomer waren er dagen, dat de verkoop der prentbriefkaarten er eenigszins aan het plein van het Heildelberger slot deed denken. Een andere drukte zal er nog voortduren: de voomaamste, die van het werkvolk. Veel wordt er aan bet kasteel hersteld: moge dat vooral niet te veel zijnI Tot versterking van de belangstelling in de relikie heeft de heer F. A. Hoefer, die het kasteel voor de, toen nog op te richten vereeniging De Doorwerth hoeft aangekocht, er by de Firma Mouten & Go. in Den Haag een boek over doen verschijnen: een dun boek, doch van groot formaat en met groote platen, by kleinere: vele kostelijke afbeeldingen van wat er vroeger wat en van wat er nu nog is.Daarbij beeft hij een in 1908 geschreven historische studio geplaatst met een onderschrift, dat vermeldt, wat laatstelijk tot redding van het bouwkundig monument gedaan is.Een lijst van bezitters is daaraan toegevoegd. De eerste was Berend van Dorenweerd in 1260 genoemd. Dorenweerd — zoo was de naam. Later is de naam verduitscht en men moet dat verduitschte behouden. ledereen zegt de Dorenweerd en het blijkt dat het eenmaal het ook zoo was."
Nieuwe Rotterdamsche Courant 26-09-1910
Kasteel Doorwerth
Uit Hoefer:  Enkele mededeelingen omtrent het kasteel Doorwerth 1908
"Plaatsbescherming. Voor de afd. Zwolle der Maatschappij van Nijverheid hield gisteravond de heer F. A. Hoefer, op de bovenzaal der Harmonie, een lezing over Plaatsbescherming. Men kent de liefde van den heer Hoefer voor alles, waarin in den loop der eeuwen ons volk zijn eigenaardig karakter heeft vorm gegeven, voor wat kan gelden als historisch monument, al wat de ontwikkeling onzer beschaving aan kenmerkends heeft voortgebracht. Dat openlucht-museum zou dan moeten komen, meende hij, bij de Doorwerth. Het niet overtalrijk gehoor stemde blijkens het applaus volkomen in met de woorden van den voorzitter, den heer F- de Herder, toen deze ten slotte den spreker dank bracht voor zijn onderhoudende causerie".
Uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 28-11-1910
Doorwerth
1910
Het kasteel de Doorwerth.. "Men schrijft ons: Uit onze kinderjaren herinneren wij ons allen den aanhef van zoo menig verhaal: „Er was eens". Zoo zullen en kunnen wij ook dit stukje beginnen. Er was een tijd, dat de Doorwerth hoog in aanzien stond en bezocht werd door wat naar de wereld groot heet. Er kwam een tijd, dat het kasteel ten ondergang gedoemd scheen, maar er is gelukkig weder een tijd — en die beleven wij thans — waarin de Doorwerth in zijne eer hersteld is. Welk een onderscheid tusschen heden en twee jaren geleden ! Kraaiengekras scheen toen de lijkzang; zwarte kraaien in de liverei van den nacht heerschten oppermachtig in het verlaten nest; zij stoorden zich niet aan de bezoekers, die met meewarigen blik de vervallende grootheid aanschouwden; ongebreideld lieten zij hun gekras hooren. Het triomflied der kraaien, te vroeg aangeheven, is thans verstomd. Vroolijk zicgen andere vogelkijns hun lied van lente en herleving om het kasteel, dat, van zijne wonden genezen, fier op zijns litteekens wijst. De daken met kokette dakraampjes, de leien spitsen der toiens met hare windvanen en de herstelde muren met hunne voor de historie vastgelegde overblijfselen van tinnen en spietorentjes en met de in lood gevatte ruitjes doen weldadig aan. Het medelijden van weleer is geweken : de vloeren kunnen de bezoekers weder dragen. Men kan zich het kasteel weder bewoond voorstellen en wanneer het daar zoo zwijgend en rustig ligt, kan men denken: het wacht op bewoners om straks vol leven en beweging te zijn. Maar die bewoners, althans de levende, bleven uit. Toch is het van binnen niet doodsch. Men is nl. begonnen met het inrichten van het museum, het Geldersche museum. Het slot wordt hierdoor vol poëzie voor hem, die de kunst verstaat om te luisteren naar hetgeen voorwerpen te zeggen hebben. Zelfs in de oude keuken vindt menigeen eene aantrekkelijkheid ia het oude keukengerei. Die wafelijzers, die holen, die potten, zij tooveren een tooneel van weleer vóór den geest met die stoere mannen op den voorgrond, die bij het opsteken van den storm den moet niet heten zakken; die mannen, die wisten te streden, te overwinnen of te sterven. Die mannen, die Geldersche mannen uit het verleden zal men in eene der bovenkamers aantreffen, Geldersche hertogen en krijgslieden, maar niet alleen mannen van het zwaard en de dood, ook van de pen. Ia hunne tegenwoordigheid bekriipt u onwillekeurig de vraag: Wat heb ik in vergelijking met hen voor mijn land gedaan? Zij wekken op tot daden, herinneren aan plichten. In afbeelding aanschouwt men de plaatsen, waar zij geboren werden, leefden, werkten en rusten, verwachtende den dag der opstanding. Hoe de tijdgenoot de dingen, die om hem voorvielen, beoordeelde, blijkt uit menige spotprent en menig kreupelrijm. Zelfs is de machtige factor van het leven, het geld, hier eene verzameling Geldersche munten, niet vergeten. Bescheiden is de verzameling aanvankelijk, maar toch, en vooral in die omgeving, der bezichtiging reeds waardig. Waarde lezer! breng een bezoek aan den Doorwerth en wanneer in uw bezit nog het een of ander is met betrekking tot Gelderland en zijne geschiedenis, sta het dan in eigendom of zoo gij er noode van scheidt, in bruikleen aan het Geldersche Museum af. Bij dat bezosk zal u tevens blijken, dat de herstellingen nog niet zijn afgeloopen : bruggen en bijgebouwen komen thans aan de beurt. Zijt gij nog geen lid en gevoelt gij iets voor den ouden burcht en zijne geschiedenis, offer dan ook uw penning. De vereeniging „De Doorwerth" zal u gaarne als medelid begroeten".
Arnhemsche courant 07-06-1912
Doorwerth

"Binnenlandsch Nieuws. Voor de bijdrage in de kosten van de restauratie van het kasteel Doorwerth en deszelfs inrichting tot een Geldersch museum ten bedrage van f 10.000 zal een leening gesloten worden".
uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 22-06-1912

"Mevr. Dr. Goedkoop De Jongh uit den Haag heeft een vitrine met door haar op de Doorwerthsche heide uit tunnels opgegraven voorwerpen (vazen, urnen, enz.) aan het Geldersch Museum op Doorwerth overgedragen. Voor enige weken reeds waren deze voorwerpen op het kasteel aangekomen, maar voor een groot deel gebroken bij het ruwe spoorwegverkeer. Mevr. Goedkoop heeft het gebrek door deskundige hand laten herstellen".
Uit de Nieuwe Rotterdamsche Courant 07-11-1912
"Gelet op de houding, door de Staten aangenomen bij de besluiten tot subsidieering voor den St. Maartenstoren te Zaltbommel en het kasteel „De Doorwerth", dat het op den weg der provincie ligt gedenkstukken van geschiedenis en kunst met subsidie van de provincie in stand te houden, stellen Gedeputeerde Staten voor een subsidie te verleenen van yï van de door het Rijk toe te kennen subsidie tot een maximum gelijk aan hetgeen door belangstellenden zal worden bijgedragen, evenwel in geen geval tot een hooger bedrag dan ƒ 5000."Arnhemsche courant 25-06-1912
"Artillerie-musea. De minister van Oorlog is, naar het N. v. d. D. verneemt, geneigd zijn medewerking te verleenen aan het voornemen, op het kasteel De Doorwerth (bij Arnhem) een Artillerie-museum op te richten, waartoe zich voorloopig een commissie gevormd heeft. Tot dit doel bezocht de heer F. A. Hoefer, oud-hoofdofficier der artillerie van het Nederlandsche leger, voorzitter dier commissie, reeds de Artillerie-Inrichtingen aan de Hembrug, teneinde na te gaan, wat van het aldaar aanwezige als oud artillerie-materieêl kan worden gemist. Naar verluidt, is het aanwezige nogal de moeite waard. Wijl alles als vervallen materieel toch voor het Rijk weinig of geen nut heeft om langer op verborgen plaatsen te worden bewaard, en bovendien de verstrekking geen kosten voor het Rijk medebrengt, heeft het doel dan ook de volle sympathie der regeering".
Uit De nieuwe courant 16-11-1912
"De minister van oorlog is, naar het N. v. d. D. verneemt, geneigd zijn medewerking te verleenen aan het voornemen op het kasteel de Doorwerth bij Arnhem een artillerie-museum op te richten, waartoe zich voorloopig een commissie gevormd heeft. Tot dit doel bezocht de heer A. F. Hoefer, oud-hoofdofficier der artillerie van het Nederlandsche leger, voorzitter dier commissie, reeds de artillerie-inrichtingen aan de Hembrug, teneinde na te gaan wat van het aldaar aanwezige als oud artillerie-materiaal kan worden gemist. Naar verluidt is het aanwezige nog al de moeite waard. Wijl alles als vervallen materiaal toch voor het rijk weinig of geen nut heeft om langer op verborgen plaatsen te worden bewaard, en bovendien de verstrekking geen kosten voor het rijk medebrengt, heeft het doel dan ook de volle sympathie der regeering. Men zou, zoo wordt opgemerkt, uit de laatste alinea kunnen concludeeren, dat het kasteel de Doorwerth een oud-roest museum zal worden".
Uit de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant 19-11-1912
"Museum Doorwerth. Voor het museum „Doorwerth" te Doorwerth, is van den heer J. W. F. Scheffer ontvangen de vazen, urnen en oud-aardewerk, destijds opgegraven bij het „Huis ter Aa" aldaar; bovendien nog eene verzameling van opgezette dieren en vogels".
Uit de Arnhemsche courant 09-12-1912

Scheffer woonde toen nog op de Duno en hij was de verkoper van het Kasteel.
Kasteel Doorwerth
"Vereeniging De Doorwerth. Te Arnhem is Zaterdag een ledenvergadering gehouden van de vereeniging De Doorwerth. De voorzitter, de heer F. A. Hoefer te Hattem. herinnerde in zijn openingswoord aan de verdiensten van het overleden bestuurslid, graaf Bentinck van Middachten. Medegedeeld werd o. a., dat het artilleriemuseum op Doorwerth in den loop van dit jaar ingericht zal zijn. Met algemeene stemmen werd besloten tot aankoop van eenige terreinen in de onmiddellijke nabijheid van het kasteel, waartoe de eigenaar bereid is bevonden. Hiermede is voldaan aan een lang gekoesterden wensch der vereeniging. Herkozen werden de aftredende bestuursleden mr. baron van Balveren, E. P. A. M. Scheidius, Victor de Stuers. dr. S. J. van Veen, terwijl in de vacature van graaf Bentinck van Middachten gekozen werd mr. G. graaf Bentinck van Amerongen".
Uit de  Arnhemsche courant 27-01-1913 + De nieuwe courant 27-01-1913
"Artillerie-museum. De minister van Oorlog is, naar het N. v. d. D. verneemt, geneigd zijn medewerking te verleenen aan het voornemen, op het kasteel De Doorwerth (bij Arnhem) een Artillerie-museum op te richten, waartoe zich voorloopig een commissie gevormd heeft. Tot dit doel bezocht de heer F. A. Hoefer, oud-hoofdofficier der artillerie van het Nederlandsche leger, voorzitter dier commissie, reeds de Artillerie-Inrichtingen aan de Hembrug, teneinde na te gaan, wat van het aldaar aanwezige als oud artillerie-materieel kan worden gemist. Naar verluidt, is het aanwezige nogal de moeite waard. Wijl alles als vervallen materieel toch voor het Rijk weinig of geen nut heeft om langer op verborgen plaatsen te worden bewaard, en bovendien de verstrekking geen kosten voor het Rijk medebrengt, heeft het doel dan ook de volle sympathie der regeering".
"Prodesse Conamur.
Gisteravond hield voor de leden van Prodesse Conamur, die in goeden getale waren opgekomen, een vergadering. ... De heer Hoefer deed mededeeling van de stappen door hem gedaan inzake de vestiging van het artillerie-museum op Doorwerth. De Minister van Oorlog had hem steun toegezegd en hem verwezen naar den inspecteur van het wapen der artillerie, die mede het denkbeeld met ingenomenheid begroette. Spreker had vervolgens een bezoek gebracht aan de Hembrug, waar zich allerlei interessante voorwerpen op het gebied van artillerie bevinden. Het tot stand komen van een artillerie-museum is dan ook verzekerd. Vanwege het Rijk zullen alle gewenschte voorwerpen in bruikleen worden afgestaan en zelfs kosteloos ter plaatse worden afgeleverd. Binnen drie maanden hoopt men, dat alles grootendeels aanwezig zal zijn. De kapitein der artillerie jhr. Röell uit den Haag heeft de localiteiten op Doorwerth opgenomen en zal nu verder met den heer Hoefer de zaak regelen. Uit dit alles blijkt wel van hoeveel belang men in gezaghebbende kringen de tot stand koming van een dergelijk museum acht. Tot nog toe zijn alleen verzamelingen bij het korps artillerie te Arnhem, aan de Militaire Academie te Breda en op Bronbeek, van welke de twee eerstgenoemde voor het groote publiek vrijwel ontoegankelijk zijn.
Het kasteel zelf blijft natuurlijk grootendeels voor het Geldersch Museum bestemd, slechts een paar kamers worden beschikbaar gesteld om die stukken van het artillerie-museum onder te brengen, welke een meer zorgvuldige bewaring vereischen. Overigens komt het artilleriemuseum (artillerie hier in den ruimsten zin genomen) in de koetshuizen, waarvan de restauratie in de laatste maanden is gereed gekomen, terwijl op het voorplein zullen opgesteld worden affuiten enz. Indertijd is reeds medegedeeld, dat de vereeniging alleen gekocht had het kasteel zelf, niet de grachten enz.
Op deze vergadering is aan het bestuur machtiging gegeven om voor de som van ƒ 15,000 van den eigenaar, den heer Scheffer van den Duno, aan te koopen de grachten, den moestuin, waarin de kleine boomgaard, verschillende wegen enz., ter gezamenlijke grootte van ongeveer 5 H.A. In den voorgenomen aankoop zijn niet begrepen de groote boomgaarden en de weiden binnendijks. Aan den voorzitter en den penningmeester werd opgedragen de zaak verder met den heer Scheffer te regelen. Ter voorziening in de kosten van aankoop zal getracht worden een 4 pCt. obligatieleening te plaatsen en met voldoening mag geconstateerd worden, dat het grootste deel der obligatiën nu reeds geplaatst is. Nu wij het toch over Doorwerth hebben, moge hier nog het volgende meegedeeld worden. Door de vereeniging is tot nog toe ongeveer 42 mille aan het kasteel verwerkt. In den loop van dit jaar zal ook de gang verdwijnen, waarover tusschen de heeren de Stuers en dr. Cuypers eenerzijds en de overige bestuursleden anderzijds zooveel te doen is geweest en van de verdwijning waarvan de Regeering gemeend heeft haar subsidie afhankelijk te mogen stellen. De heer Scheffer heeft voor eenigen tijd aan het Geldersch Museum ten geschenke gegeven een verzameling oud aardewerk, door hem bij den Duno, waar ettelijke eeuwen geleden een pottenbakkerij was, opgegraven en dat voor een deel misbak is en als zoodanig door de pottenbakkers weggeworpen. Voorts schonk hij een verzameling opgezette dieren, in den omtrek geschoten, dus Geldersche dieren, waaronder vooral fraaie exemplaren vogels; roofvogels, reigers, enz".
Uit de Arnhemsche courant 28-01-1913
"MUSEUM DOORWERTH. De restauratie van het kasteel Doorwerth door de vereeniging „Doorwerth” is thans zoover gevorderd, althans wat het hoofdgebouw betreft, dat een aanvang kan worden gemaakt met de inrichting der beide musea, die er gevestigd zullen worden, en wel in de eerste plaats: Het Geldersch museum en in de tweede plaats: Het artilleriemuseum. Enkele zalen voor het Geldersch museum zijn reeds in orde gebracht en bevat al enkele zeldzame stukken, o.a. een verzameling, geschonken door mevr. Goekoop, waarbij een polsbeschermer voor boogschutters, waarvan slechts twee exemplaren bekend zijn, verder urnen, kannen* enz. uit een prae-historisch tijdperk; verder een verzameling vaatwerk, opgegraven op den Duno bij Doorwerth, afkomstig van een pottebakkerij, welke aldaar omstreeks 800 gevestigd was; munten, platen, prenten, portretten, eenige vaandels, enz. Het artillerie-museum zal uit vier afdeelingen bestaan. In het hoofdgebouw worden bijeengebracht de kleinere voorwerpen, geweren, sabels, revolvers, enz.; op de binnenpleinen op stellingen de kanonnen; in het bijgebouw de voertuigen en de affuiten; in de stallen de hamachementen. Voor de eerste afdeeling is reeds een mooie verzameling van de Hembrug aangekomen, en wel eenige honderden geweren, w.o. de haakbussen van 1450 en later, windroeren, snelladers, chassepots, mausers en ook de latere geweren, kortom een oer-verzameling uit de laatste 6 à7 eeuwen; verder werd reeds ontvangen een dergelijke verzameling revolvers, pistolen, sabels, enz. Tegen den tijd van het vreemdelingenbezoek hoopt de heer Hoefer uit Hattem, onder wiens leiding deze musea worden ingericht, deze reeds grootendeels gereed te hebben, zoodat ze met het gerestaureerde kasteel een bezienswaardigheid temeer van ons land zullen zijn".
Uit Het vaderland 02-04-1913
"Artillerie-materieel. Eene belangrijke hoeveelheid materieel, alles van vroeger model, is door de Artillerie-inrichtingen alhier en Hembrug en door de Magazijnen der Artillerie alhier, in bruikleen afgestaan aan het museum ,,De Doorwerth." Onder dit materieel bevinden zich o.a. tempeertoestellen, buizen, bommen, opzetten, verschillende ambachtsgereedschappen, visiteer instrumenten, donderbussen, affuiten, mortieren, hellebaarden, bokken, kanonnen, munitiewagens, miniatuur vuurmonden en affuiten, waterpasinstrumenten, paardetuig, revolverkanonnen mitrailleurs en mitrailleuses, houwitsers, kogels en granaten; een en ander mag voorzeker een zeer mooie aanwinst voor dit museum genoemd worden".
Uit de Delftsche courant 07-05-1913

"Johanniter ridders. Heden morgen arriveerde Z. K. H. Prins Hendrik met gevolg per auto van het Loo, om de vergadering bij te wonen van de Johanniter ridders, welke hedenmiddag alhier in Arnhem gehouden werd.  Na afloop der vergadering, omstreeks half vier, kwamen een tiental auto's voor. Per auto werd een bezoek gebracht aan het gerestaureerde kasteel Doorwerth, dat evenals het daarin gevestigde artillerie museum bezichtigd werd. In de Ridderzaal, beneden, werden ververschingen aangeboden en de thee gebruikt".
Uit de Arnhemsche courant 19-06-1913
"Het museum omvat de verschillende verzamelingen welke tot dusver aan de Hembrug, de artillerie inrichting te Delft en de Kon. militaire Academie te Breda bewaard werden.. In de zaal Prins Willem III waar o.a. een prachtige wapentrofee prijkt met een symbolische hulde aan de gesneuvelden werd door mevrouw van Heemstra v. d. Borch een krans bij deze trofee neergelegd. Na de bezichtiging van het artillerie-museum begaf zich Z. K. H. naar de bestuurskamer waar thee werd rondgediend, terwijl de genoodigden zich over de aangrenzende zalen waar eveneens thee werd aangeboden, verspreidden. Z. K. H. zou omstreeks vijf uur naar Het Loo vertrekken. Het kasteel toont thans op poorten en vensterluiken de oude kleuren der heerlijkheid van weleer: het blauw en geel. Het binnenplein is nog in den ouden staat. Het voorportaal en de aan levendigen strijd in de Vereeniging De Doorwerth herinnerende gangmuur langs de noordzijde van den zuidelijken gevel, zijn er nog. Maar zoowel voorportaal als de gang (de gang van De Stuer gedoopt) zullen verdwijnen. Bij de opening had men in vestibule en zalen de vlaggen van alle nationaliteiten als versiering aangebracht. Van het Geldersch museum is nog slechts een begin aanwezig; de heer E. P. A. M. Scheidius heeft een der vertrekken, waar eenmaal recht gesproken werd in ouden trant doen inrichten en in een aannemelijk kasteelvertrek herschapen met oude meubelen, enkele schilderstukken, een fraai geciseleerd harnas enz. Weldra zal er meer komen: eenige zaten zijn aan de Commandery Nederland der Johanniter Orde in gebruik afgestaan, mits de orde, die voortaan in het kasteel bijeenkomsten zal houden, die vertrekken restaureert en voor het publiek ter bezichtiging stelt. Het Nederlandsch Artillerie-Museum is nagenoeg gereed: in de stal en in het tuighuis worden de oude kanonnen, waarbij vele mitrailleurs en kustbatterijen ondergebracht. De kasteelvertrekken omvatten het kleinere materiaal: de geweren, sabels, pistolen uit verschillende tijdvakken, alles wat betrekking heeft op munitie en vuurwerkerij. Indertijd schonk Koning Willem III een zeer mooie wapenverzameling aan de Kon. Mil. Academie te Breda. Deze is nu door de Koningin aan de Vereniging Doorwerth afgestaan. Zij omvat ook historische stukken o.a. den ponjaard van Piet Hein, een helm uit het beleg van Leiden en verder mooi geincrusteerde wapens. In een der vertrekken hangt een aquarel van W. C. Staring, voorstellende het korps rijdende artillerie. Alle zelen ontvangen namen van beroemde vorsten uit 't Huis van Oranje; er is een zaal „Prins Willem I", „Prins Maurits", „Prins Frederik Hendrik", „Ernst Casimir", „Prins Willem III". In laatstgenoemde zaal is een symbolische hulde aan de gesneuvelden aangebracht. Te midden van een groote wapentrofee prijkt een schild dat een zwaard vertoont, omringd door een slang, het symbool der eeuwigheid, het geheel wordt bestraald door een zon, die door de wolken breekt."
Uit de  Zutphensche courant 05-08-1913
kasteel Doorwerth
Kasteel Doorwerth
1913 Alleen op zondag is het kasteel per boot te bezoeken.
De opening van het Artillerie-Museum. Het Nederlandsch Artillerie-Museum op het Kasteel „Doorwerth" bij Arnhem is heden geopend. Aan den steiger bij het Hotel „De Zon" te Arnhem lag heden middag een stoomboot gereed om de genoodigden naar „De Doorwerth" te brengen. Ook de muziek van het 8ste regiment Infanterie was aan boord. Ongeveer 2 1/2 uur kwam de boot bij het kasteel aan. De aanwezigen vereenigden zich terstond in de bovenridderzaal. Op het binnenplein was opgesteld een eerewacht van het Korps Rijdende Artillerie met 10 trompetters, onder bevel van luitenant Storm Buysing. Ook was hier opgesteld de muziek van liet 8ste regiment infanterie. Omstreeks 3 uur reed de auto van Prins Hendrik ihet voorplein op onder de fanfares van de eerewacht. Daarna speelde de muziek het „Wilhelmus." Z. K. H. die vergezeld was van zijn adjudant Jhr. van Suchtelen van de Haare, werd voor de poort van het kasteel ontvangen door het bestuur van de Vereen, de Doorwerth. De heer Hoefer, de voorz. begroette den Prins en stelde zijn medeleden aan Z. K. H. voor. Nadat Z. K. H. -zich naar de groote ridderzaal begeven had, hield Z. Exc. luit.-generaal van Ermd Süherer, daartoe uitgenoodigd door het bestuur van de Vereen. „De Doorwerth" de openingsrede, waaraan we een en ander ontleenen. Spr. begon met een historisch overzicht te geven van de heerlijkheid Doorwerth, er daarbij op wijzend, hoe meerdere vorstelijke en historische bekende personen het kasteel hebben bezocht. Dan memoreerde spr. het vele dat de heer Hoefer heeft gedaan om het fraaie monument uit de sloopershanden te redden. Door steun van velen w.o. H. M. de Koningin-Moeder werd de heer Hoefer eigenaar van het kasteel met het plan het over te dragen aan een op te richten vereeniging. Spr. prees het in den heer Hoefer dat hij hier een artillerie museum had meenen moeten inrichten. Te meer daar de Nederlandsche artillerie reeds in de 16de en 17de eeuw op een hoog pijl stond. De heer Hoefer heeft met zeldzame ijver, zaakkennis en volharding zijn doel verwezenlijkt en het vaderland is daardoor een museum rijk geworden dat voor het volk een waardige herinnering aan een roemrijk verleden zal blijven.Spr. Pracht een warme hulde aan de heer Hoefer voor hetgeen hij gedaan heeft door de stichting van dit museum; hij bracht ook hulde aan minister Colijn voor diens krachtige steun.  Generaal van Ermel Scherer gaf dan een kort overzicht van de vorderingen die de artillerie maakte in den loop der tijden. De artillerie is steeds een moeilijke kunst geweest, waarvoor een groote kennis noodig was. Een artillerie-museum is dan ook te beschouwen als een museum van kunst en wetenschap. Spr. wees er op hoe de Ned. Artillerie in het buitenland hoog staat aangeschreven. Zij heeft dat voor een groot deel te danken aan de Oranje-vorsten. Prins Maurits deed veel voor dit wapen.
H. M. de Koningin evenals Z. K. H. Prins Hendrik toonen eveneens een groote belangstelling In de artillerie. Spr. verzekerde dat het wapen der artillerie, mocht haar hulp eens worden ingeroepen, zich het vertrouwen van het land zal waardig maken. Gevolg gevend aan het tot hem gerichte verzoek verklaarde Z. K. H. het Ned. Artillerie-museum voor geopend. Dadelijk werd nu een rondgang door de zalen gemaakt, waarbij Z. K. H. meermalen naar verschillende artikelen met belangstelling informeerde en zioh door den heer Hoefer liet inlichten. In de zaal Prins Willem III werd door Mevr. Baronnesse van Heemstra, geb. van Porch Verwolde aan de daar opgestelde hulde aan de gesneuvelden een krans gehecht. Na de bezichtiging van het museum werd in de beneden ridderzaal thee aangeboden. Z. K. H. onderhield zich hier met verschillende der aanwezigen. In een ter herinnering van deze opening aangelegde oorkonde werd door Z. K. H. en verschillende autoriteiten hun handteekening geplaatst. Omstreeks 5 uur verliet Z. K. H. het kasteel, terwijl de muziek het volkslied speelde. De eerewacht was thans opgesteld bij de buitenste ophaalbrug. De aanwezigen autoriteiten keerden daarna per boot naar Arnhem terug.
Uit de Nieuwe Apeldoornsche courant 05-08-1913

Hoefer

Dit is een foto van het voormalige koetshuis. Hoeffer en zijn vrienden van de Doorwerth (de eigenaren) hebben het Legermuseum geopend in 1913. Omdat er slechts 2 kanonnen op affuiten staan neem ik aan dat deze ansichtkaart dichter bij 1913, dan bij 1944 gemaakt is.
kasteel Doorwerth
een foto uit 1930 ter gelegenheid van de tachtigste verjaardag van Hoefer staat een groot gezelschap op de trappen van de hoofdingang op de binnenplaats. In het midden, pontificaal gezeten, het echtpaar Hoefer. Geheel links, de beheerder van het Kasteel; Branderhorst.
Kasteel Doorwerth
"Personalia. In de gisteren te Arnhem gehouden algemeene vergadering der vereeniging »de Doorwerth” is tot directeur van het Nederlandsch Artillerie Museum, in het kasteel Doorwerth, benoemd de heer F. A. Hoefer wonende te Hattem. Tot directeur van het mede in het kasteel Doorwerth gevestigde "Geldersch Museum” is benoemd Jhr. J. Beelaerts van Blokland, wethouder der gemeente Renkum te Oosterbeek."
N. R. C. 25 Maart 1914.
Doorwerth
Er werd na de opening nog gewoon doorgewerkt. In de tekst op de kaart staat Kasteel den Doorwerth, vernieuwing spits groote toren 1914.
Vereniging de Doorwerth
Vereniging de Doorwerth:

De Vereniging werd in januari 1910 eigenaar van het kasteel Doorwerth.

Voorzitter: F. A. Hoefer uit Hattem, mr. W.E.J.  baron Van Balveren, E. P. A. M. Scheidius, Victor De Stuers, dr. S. Van Veen, graaf Bentinck van Middachten. In 1913 opgevolgd door mr. G. graaf Bentinck van Amerongen.

Hoefer had de leden van de vereniging al geworven voor de aankoop van het kasteel.
De Vereniging de Doorwerth had 2 taken: het opknappen, renoveren van een vervallen kasteel tot oa een museum. En het instanthouden van dat museum. Zorgen voor voldoende inkomsten, beheer van de uitgaven.

De renovatiekosten na de WWII waren veel te hoog voor de Vereniging de Doorwerth. Na de eigendomsoverdracht aan het GLK (Stichting Vrienden Gelderse Kasteelen) in 1956 is de vereniging doorgegaan als Vereniging “Kasteel Doorwerth
Nederlandsch Artillerie - Museum
Eind 1938 overleed generaal F.A. Hoefer die directeur was van het in Kasteel Doorwerth gevestigde Nederlandsch Legermuseum. Na diens overlijden was enige tijd J.W. Wijn waarnemend directeur waarna in 1939 M.C. Van Houten directeur werd van het museum. Vanwege problemen met het kasteel als gebouw werd besloten het legermuseum te verplaatsen naar Leiden wat vanwege de Tweede Wereldoorlog vertraging opliep. Omdat aan het eind van die oorlog kasteel Doorwerth in de frontlinie kwam te liggen verloor het museum tijdens de Slag om Arnhem een belangrijk deel van de collectie voor zover dat nog niet verplaatst was naar Leiden. In de zomer van 1949 werd uiteindelijk het legermuseum aan de Pesthuislaan in Leiden heropend. In 1953 overleed Van Houten op 73-jarige leeftijd. C.A. Hartmans, tot dan onderdirecteur, werd zijn opvolger als directeur van het legermuseum. Het Nederlandsch Artillerie - Museum in het kasteel de Doorwerth geopend, 5 Augustus 1913

"Onzen weg kiezen wij ditmaal niet naar Wolfheze maar — het is de nabij zijn eindpunt aan de rivier als een bergweg zigszagsgewijze van de heuvels dalende Italiaansche weg — langs het kasteel Doorwerth, thans Nederlandsch Artilleriemuseum en Geldersch Oudheidkundig Museum ('t laatste nog in beginstadium) en de uitspanning De Zalmen, naar het Westen". Uit Op de hoogte jrg 17, 1920 [volgno 13].

Foto's van het artillerie museum Doorwerth bij NMM
Er is een uitgebreid artikel: De vaderlandsliefde en militaire trots van Frederic Adolf Hoefer, geschreven door Paul Knevel in: SCHOUTAMBT EN HEERLIJKHEID, jaargang 23 nummer 4 november 2009, van Heemkunde Renkum
"Het Nederlandsch Artillerie-Museum. Wie kent niet het kasteel Doorwerth, gelegen even ten Westen van de beroemde uitspanning Westerbouwing bij Arnhem. Tot in het grijs verleden gaat de geschiedenis terug van dezen ouden burcht met zijn driedubbele grachten, zijn ophaalbruggen, wachttoren en muren met schietgaten. In de geschiedenis van het hertogdom Gelre heeft het meer dan eens een rol gespeeld, het heeft dagen gekend van vreugde en blijdschap, maar ook dagen van storm en krijgsgeweld, het heeft de zon zien lachen over de lage landen der Betuwe, maar ook heeft het de ijsschotsen met donderend geweld zien voorbij vliegen in dagen van watersnood. Zijn verweerde muren getuigen van de vele eeuwen, die over zijn torentransen heen getrokken zijn en roepen als van zelf de herinnering wakker aan vroeger dagen, toen de Doorwerth het middelpunt vormde van „de heerlykste en grootste heerlykheid van de gantze Velouw”. Inderdaad is de heerlijkheid Doorwerth eennder oudste van Gelderland, waarschijnlijk dagteekenend uit de tiende eeuw. De eerste bekende eigenaars van de heerlijkheid Doorwerth is de familie Doorenweerd, in 1260 voor het eerst genoemd. In 1402 droeg Robbert van Dorenweerd de „Dorenweert” met al zijn toebehooren op aan Reinald van Gelder, omstreeks 1500 ging de bezitting over inde familie Wisch, in 1558 kwam zij in het bezit van de graven Schellard van Obbendorp. Ruim een eeuw later was de bezitting het eigendom van den graaf van Aldenburgh, tot diens kleindochter de bezitting Willem graaf Bentinck mede ten huwelijk bracht. Tot 1840 bleef „de Doorwerth” in het bezit der familie Bentinck, waarna’baron Van Brakell van Wadenooien de heerlijkheid kocht. Na diens dood, in 1878, werd ze eigendom van mr. J. G. ridder Van Rappard, die ze in 1908 weder verkocht aan den heer J. W. F. Scheffer. Toen reeds was „de Doorwerth” niet veel meer dan een ruïne, die gevaar liep binnen afzienbaren tijd geheel te verdwijnen. Dat dit historisch monument voor het nageslacht behouden bleef, danken wij in hoofdzaak aan den heer F. A. Hoefer, die den 1steb Febr. 1910 den burcht kocht, om ze den 1ste April d.a.v. over te dragen aan de op zijn initiatief opgerichte vereeniging „de Doorwerth, welke vereeniging sedert dien de ruïne heeft gerestaureerd en zoo veel mogelijk inden ouden toestand hersteld. De vereeniging heeft echter nog meer gedaan. Al spoedig ontstond het idee in de Doorwerth een museum te vestigen. Hoofdzakelijk door het krachtig initiatief van den heer Hoefer is dit idee verwezenlijkt en is het gelukt een museum te stichten, zooals in ons land nog niet bestond: een Nederlandsch artillerie-museum. We zijn in de gelegenheid geweest dit museum dat echter nog niet geheel gereed is te bezichtigen en de indruk, daarbij opgedaan, is er in de eerste plaats een van bewondering voor den heer Hoefer, die in zulk een korten tijd een dergelijke verzameling bijeen heeft weten te brengen, die ongetwijfeld niet alleen als verzameling genoemd mag worden, doch die zeer zeker een prachtige gelegenheid zal bieden voor de bestudeering der artillerie in ’t algemeen. De verzameling geeft een vrijwel volkomen overzicht van de ontwikkeling der artillerie van de oudste tijden af. Een kostbare verzameling stukken van oudheidkundige, doch ook van zeldzame historische waarde is in dit museum te vinden. De grootste beteekenis van „de Doorwerth” als museum is wel, dat alles, wat tot dusver op artillerie-gebied te vinden was op verschillende, meerendeels niet voor het publiek toegankelijke plaatsen, thans is bijeengebracht en gerangschikt en wel in een gebouw, dat daarvoor zoo bij uitstek geschikt is. Met buitengewone volharding heeft de heer Hoefer gezocht en gespeurd, een studie gemaakt van dat, wat reeds bestond en zich om steun gewend tot particulieren en autoriteiten. Van vele zijden is die steun dan ook verleend. Een volledig overzicht te geven van alles wat nu reeds in het museum is opgenomen, is ondoenlijk, we zuilen daarom volstaan met enkele grepen te doen. Over de eerste ophaalbrug komt men op een smal voorplein. Een tweede ophaalbrug leidt naar het zware poortgewelf, waarboven de geslachtswapens van de familie van Doorenweert, (in het midden), de familie van Voorst (rechts), de familie Schellard van Obbendorp (links) zijn aangebracht. Door deze poort komt men op het binnenplein waar terstond de prachtige accasia’s in ’t oog vallen, de oudste boomen van dit soort, die men in ons land vindt. Een derde ophaalbrug voert naar het eigenlijke slot, dat sinds lang niet meer bewoond is. Dadelijk, wanneer we het kasteel zijn binnengetreden, hebben we links de kleine ridderzaal, die door een lid der vereeniging „de Doorwerth”, den heer Scheidius, geheel in den ouden trant is gemeubileerd. Dit gedeelte behoort echter niet tot het artilleriemuseum. Daartoe moeten we naar de groote ridderzaal. Hier zal zoo straks Z. K. H. Prins Hendrik het museum openen. De achterwand van deze zaal wordt nagenoeg geheel ingenomen door de admiraalsvlag van Pieter Willem van Braam. Deze zaal is nog slechts voor een klein gedeelte in gebruik genomen. We gaan daarom verder naar de „Prins Willem I zaal” met diens devies „den Vaderlant getrouwe blijf ick tot inden dood”. Hier vinden we een groote hoeveelheid munitie, richtmiddelen en vuurwerkersgereedschappen. In de daarnaast liggende zaal „Prins Maurits” weer een uitgebreide verzameling munitie, geweren, enz. In de volgende zaal „Prins Frederik Hendrik Stedendwinger” een fraaie collectie geweren, waarvan het oudste dagteekent van 1450. In de torenkamer vinden we een dergelijke verzameling revolvers, karabijnen en sabels. Het belangrijkste en meest interessante deel van de geheele collectie is bijeengebracht inde beide zalen, die we thans betreden en wel in de „Ernst Casimir-zaal” en de „zaal Prins Willem III”. Het meerendeel van hetgeen in deze beide zalen is ondergebracht is afkomstig van de collectie destijds door Koning Willem III geschonken aan de K. M. A., die thans de geheele verzameling heeft overgedragen aan het museum. Vele prachtige stukken oude smeedkunst en vele wapens, die herinneren of afkomstig zijn van historische figuren, zijn in deze zalen te vinden. De grootere artillerie-stukken zijn in de, bijgebouwen ondergebracht, terwijl ook op het binnenplein verschillende vuurmonden zijn opgesteld. We meenen met dit zeer beknopte overzicht te kunnen volstaan. Wie in Arnhem komt en het museum bezoekt, zal zien, dat wij nog niet het honderdste deel noemden van alles, wat er te zien is".
Uit Het vaderland 05-08-1913
"Want aan het einde van de Duitse bezetting bleek de gehele inhoud van het vroegere Legermuseum in kasteel Doorwerth bij Arnhem voor zover niet tot vormloze brokken gebombardeerd, in vlammen te zijn opgegaan. Slechts een kleine vitrine met enkele tientallen stukken is kort na de Duitse bezetting door de huidige directeur nog met een verhuiswagen uit kasteel Doorwerth weggehaald. Daarna was er geen inkomen meer aan. Na de bevrijding heeft men uit de puinhopen van Doorwerth nog vernielde brokken gehaald die met eindeloos geduld weer tot enkele stukken geschut konden worden gerestaureerd. De meer dan vijfhonderd onvervangbare uniformen van het Bataafse leger uit de Napoleontische tijd moesten als vrijwel verteerde restanten worden opgevist uit de slotgracht. Deense deskundigen hebben uit deze verteerde hoop lorren toch nog twee van deze uniformen kunnen restaureren". Uit Nieuw Utrechtsch dagblad 22-06-1956

Huis ten Bosch: Alle aan het legermuseum in kasteel Doorwerth uitgeleende kunstvoorwerpen zijn door brand tengevolge van de oorlogshandelingen verloren gegaan.

"Kasteel Doorwerth heeft ook dit jaar weer een zeer groote belangstelling van de toeristen. Reeds meer dan 30-000 bezoekers kwamen dit seizoen in letterlijken en figuurlijken zin over de brug. Op enkele dagen was de drukte bepaald enorm. Zoo waren er op Zondag 17 Aug. meer dan 1200 bezoekers. Eerlang zal het Ned. Legermuseum naar het Pesthuis te Leiden worden overgebracht en zal deze omgeving een groote attractie verliezen. Arnhemsche courant 27-08-1941

Het kasteel Doorwerth zal, wanneer het Legermuseum naar Leiden is verplaatst, ingericht worden als bezienswaardigheid, zooals het Muiderslot, met interieurs uit de zestiende en zeventiende eeuw
Kasteel Doorwerth
prent uit Het huis, oud & nieuw; Maandelijksch prentenboek gewijd aan huis-inrichting, bouw en sierkunst jrg 12, 1914.

"In januari 1945 werd al het bronzen geschut door de Duitsers weggevoerd en zij lieten 22 (de zwaarste en fraaiste) kanonnen in stukken springen. Schilderijen werden uit de lijsten gesneden, herhaaldelijk verdwenen pakken en koffers, 10 a 15.000 boeken zijn verloren gegaan en een verzameling oude uniformen werd in de Kasteelgracht gesmeten. Door brand ging het aardige atelier van de bekende schilder-tekenaar Hoynck van Papendrecht verloren, evenzo de in bruikleen ontvangen historische verzameling van de Amsterdamse Schutterij en nog tal van kostbare voorwerpen. De vloeren en dakbedekking werden door de bezetter weggebroken om te worden gebruikt bij het aanleggen van versterkingen in de omgeving van het Kasteel.

Reeds in december 1940 had het bestuur der Stichting, waarin kolonel b.d. M. C. van Houten, als benoemd Directeur zitting had, besloten een nieuw museum te Leiden weder op te richten in een groot gebouwencomplex gelegen aan de Pesthuislaan"  bron
Leiden

Begin 1940 (elders in december 1940) werd besloten om het Legermuseum van Kasteel Doorwerth naar Leiden te verhuizen. De Tweede Wereldoorlog vertraagde de noodzakelijke restauratie. Het nieuwe museum werd in 1949 geopend, onder de naam Nederlandse Leger- en wapenmuseum "Generaal Hoefer"; de officiële opening was eerst in 1956 door prins Bernhard.

In 1940 zijn er enkele kleine stukken en notitieboekjes alvast mee genomen naar Delft, als er toch iemand heen ging. Die zijn er nog.

In april 1941 blijkt dat de verhuisplannen van het Nederlandsche Legermuseum in Kasteel Doorwerth in een ver gevorderd stadium van voorbereiding zijn. Het is de bedoeling om in 1942 een groot deel van de verzamelingen over te brengen naar Leiden, waar het oude Pesthuis tot legermuseum zal worden ingericht. Kan zo geen krant vinden waar dit bericht niet in vermeld wordt.

Van 1913 tot 1945 was Kasteel Doorwerth formeel de vestiging van het legermuseum. Op het eind van de oorlog is eigenlijk alles weg. Verbrand, vernield of gestolen. Alles, op enkele bronzen kanonnen op affuiten na.

"Reeds sedert enkele jaren is de Rijksgebouwendienst bezig met de restauratie van het voormalige Pesthuis te Leiden, dat buiten de bebouwde kom aan de Westzijde van de stad ls gelegen. Het 'gebouw, dat door zijn ligging dikwijls aan de aandacht van den vreemdeling ontsnapt, ligt omsloten door een gracht en hooge boomen. Zooals bekend zal hierin binnenkort het Nederlandsche Legermuseum worden ingericht; ook de collecties van kasteel Doorwerth worden naar dit gebouw overgebracht".  Algemeen Handelsblad 06-08-1943

  "Hoewel nog geenszins vaststond, dat het nieuwe museum te Leiden meer veiligheid zou bieden dan het Kasteel Doorwerth, werden toch gedurende de oorlogsjaren tal van voorwerpen naar Leiden overgebracht, waarbij als overweging gold, dat ze hier in ieder geval beter bewaakt waren en bovendien in uitersten nood de waardevolste zaken wellicht gemakkelijker naar veiliger oorden konden worden getransporteerd dan van uit het Kasteel Doorwerth, en dat door deze verdeeling tevens het risico verdeeld werd. In de eerste plaats werden daarom naar Leiden overgebracht de kleinere voorwerpen, die gemakkelijk gestolen konden worden, dan wel sterk aan beschadiging bloot stonden. In dezen gedachtegang werd de keuze bepaald op de draagbare wapenen, de geheele prentenverzameling en de waardevolste boeken uit de bibliotheek, en voorts wat verder nog aan klein materieel gemakkelijk kon worden medegenomen. Nadat voornoemde zaken grootendeels waren overgebracht, verhinderden onoverkomelijke transportmoeilijkheden hiermede voort te gaan, en kon niet anders worden gedaan, dan den loop der gebeurtenissen af te wachten". Uit: Historia; maandschrift voor geschiedenis en kunstgeschiedenis, jrg 12, 1947Toen in de Slag bij Arnhem kasteel Doorwerth grotendeels verwoest werd, ging ook het grootste deel van de museumstukken plus een bibliotheek van 20.000 delen en een koetshuis met antieke rijtuigen verloren. Dat wat  restte werd in 1945 overgebracht naar het voormalige Pesthuys in Leiden.

"Leiden met zijn universiteit en musea van uiteenlopende aard, heeft er sinds enkele jaren een nieuw museum bij In de vorm van het Legermuseum, dat vroeger een onderkomen had in Kasteel Doorwerth, doch dat aan de oorlog zijn tol moest betalen. Generaal-majoor F. A. Hoefer was van 1S13 tot 1938 de ziel van het Ned. Legermuseum in Doorwerth en gedurende die 25 jaren heeft hij geijverd om het museum zo volledig mogelijk te maken. De Duitsers richtten Doorwerth echter in als vesting, hetgeen tot gevolg had, dat het ten offer viel aan geschutvuur en luchtbombardementen. En wat gespaard bleef, werd vernield of weggevoerd. Kanonnen werden weggevoerd, historische schilderijen werden uit hun lijsten gesneden, uniformen en boeken werden vernield of in de gracht van het kasteel geworpen.... Een nieuw geslacht stond voor de moeilijke taak de historie van het Ned. leger weer tot uitbeelding te brengen. Het waren vooral de kolonel der Kon Marechaussée b.d. M. C. van Houten en' de kolonel der artllerie b.d. C. A. Hartmans, die, resp. ais voorzitter en secretaris van de Stichting „Vrienden van het Legermuseum” alles in het werk Stelden om het museum, thans in het oude Pesthuis aan de Pesthuislaan te Leiden (vroeger Rijksopvoedingsgesticht voor jongens) weer op te bouwen en de resultaten hebben de velen kunnen aanschouwen, die Donderdagmiddag de officiële opening bijwoonden van het thans genaamde Generaal Hoefer Museum. Onder de genodigden waren o.m. aanwezig mr. W. H. Fockema Andreae namens de minister van Oorlog en kapt. B. van der Hoop namens Z. K. H. Prins Bernhard. Kol. Van Houten herdacht in zijn toespraak zijn grote voorganger generaal Hoefer, wiens levenswerk gelukkig niet geheel verloren is gegaan"  De Maasbode 01-07-1949
Legermuseum

Hoefer
Delft

Eind 1959 kreeg het Leids museum ook de beschikking over een zeventiende-eeuws Armamentarium aan de Korte Geer 1 in Delft.

Zo had het museum dus twee vestigingen, in Leiden en in Delft, een situatie die niet echt bevorderlijk bleek voor de feitelijke samensmelting en te duur. Gekozen werd voor restauratie en renovatie in Delft, dat acht jaar duurde. In 1986 verrichtte de minister van Defensie in aanwezigheid van Z.K.H. Prins Bernhard de opening van de benedenverdieping van het museum. In 1989 opende H.M. Koningin Beatrix de tentoonstelling Oranje op de bres, waarmee de openstelling van het gehele museum een feit werd.
Hoefer
Soesterberg

In 1968 begon in Soesterberg het Militaire Luchtvaart Museum. De collecties van Delft en het luchtvaart Museum werden later ondergebracht in het Nationaal Militair Museum in Soesterberg.

Op de voormalige vliegbasis zijn het Militaire Luchtvaart Museum en het voormalige in Delft gevestigde Legermuseum nu samen ondergebracht in het Nationaal Militair Museum. De opening was op 13 december 2014.

Het Nationaal Militair Museum in Soesterberg.
Hoefer
Johanitter Orde
Na de restauratie werd kasteel Doorwerth ook  betrokken door de Commanderij Nederland der Johanniter Orde.

Kasteel Doorwerth
Ansicht

In 1915 als de restauratie van het kasteel Doorwerth geheel klaar is, hebben de ridders van de Johanitterorde in het kasteel de ridderzaal evenals de kapel en een vijftal andere zalen, ter beschikking gekregen, om er hun bijeenkomsten en vergaderingen te houden.
Deze vertrekken zijn voor het publiek te bezichtigen.

De Ridderzaal en andere ruimten (o.a. de kapel) worden ingericht, met in opdracht vervaardigd meubilair uit de Oosterbeekse meubelfabriek ‘Labor Omnia Vincit’.

In Nederland is de Johanitter orde sinds 1909 actief. Toen richtte prins Hendrik, echtgenote van koningin Wilhelmina, de Nederlandse tak op; aanvankelijk onder de naam Orde van St. Jan en vanaf 1958 als de Johanniter Orde. Na diens dood nam prins Bernhard in 1937 het landcommandeurschap –de hoogste post– over. Dat gebeurde tijdens een plechtigheid in Kasteel Doorwerth.
Prins Hendrik werd in1909 tot Ridder van de Johannitter Orde geslagen, er kwam een  Nederlandse afdeling van de Johannitter Orde die daarvoor onder de Balije Brandenburg der Johanniter Orde viel. De prins werd het hoofd van de Nederlandse Orde.

kasteel Doorwerth
Ansicht: Uitg. R.D. Branderhorst, Kasteel Doorwerth

Prins Bernhard benoemd als lid van Johanniter orde in kasteel Doorwerth 10-07-1937.

Na de Duitse inval op 10 mei 1940 heeft de Johanniter orde geen gebruik meer gemaakt van Kasteel Doorwerth.

Op 2 oktober 1944 gaat alles in vlammen op. Alleen enkele smeedijzeren kandelaars en vuurkorven, overleven de brand.

Het hoofdkwartier van de Johanniter orde was na Doorwerth een lange tijd aan de Mailiebaan in Utrecht en tegenwoordig aan de Lange Voorhout in 's Gravenhage

Joannitter Orde
Geldersch Historisch Museum
"Eindelijk heeft men in dit zelfde jaar 1809 eene nieuwe regeling getroffen voor het beheer van de collecties naturaliën, die het genootschap sinds zijn oprichting in bezit had gekregen. Prodesse Conamur besloot op den 23en October tot de oprichting van een Geldersch museum en stelde een week later de instructie vast voor eene „Commissie tot verzameling en rangschikking der natuurlijke voortbrengselen van Gelderland"."
Vereniging Gelre: Bijdragen en mededeelingen, 1938

Elders bij de Vereniging Gelre is meer te lezen over het beheer van de collecties naturaliën, die het genootschap Prodesse Conamur sinds zijn oprichting in 1793 in bezit had gekregen. De naam Geldersch museum is kennelijk blijven hangen.
"Het oorspronkelijk denkbeeld was, in het kasteel een Geldersch historisch museum te vestigen; doch het zeer uitgebreide gebouw, met zijn groot aantal lokalen, leverde genoegzame ruimte op voor een tweede museum. En daar in ons land een artillerie-museum geheel ontbrak, leidde dit den oud-artillerie-officier F.A. Hoefer er toe, een deel van het kasteel tot artillerie-museum in te richten, terwijl eindelijk nog een genoegzaam aantal zalen overbleef, om daarin de vergaderingen van de Commandery Nederland der Johanniter orde te kunnen houden".
dbnl org

"Onzen weg kiezen wij ditmaal niet naar Wolfheze maar — het is de nabij zijn eindpunt aan de rivier als een bergweg zigszagsgewijze van de heuvels dalende Italiaansche weg — langs het kasteel Doorwerth, thans Nederlandsch Artilleriemuseum en Geldersch Oudheidkundig Museum ('t laatste nog in beginstadium) en de uitspanning De Zalmen, naar het Westen". Uit Op de hoogte jrg 17, 1920 [volgno 13].

Enkele bijzondere vondsten bij Doorwerth zijn terecht gekomen bij het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.

"Kasteel Doorwerth: De verzameling van het Geldersch hlstorisch museum in het kasteel Doorwerth is met een belangrijke inzending verrijkt.
Mevr. Van Heutsz geboren barones Van Brakell heeft voor het museum in bruikleen, afgestaan een aantal geschilderde familieportretten der Van Brakell's, antieke meubels (kasten, stoelen en tafels), lampen, albasten vazen, pendules, candelabres, porcelein en glaswerk, wapenborden en platen. Al deze voorwerpen zijn afkomstig van de familie Van Brakell, die van 1837 tot 1878 het kasteel Doorwerth bewoonde. Bovendien heeft mevrouw Van Heutsz—¦Van Brakell ten geschenke afgestaan het zilveren avondmaalstel, dat destijds in de bekende kasteelkapel werd gebruikt. Naast de schitterende wapencollecties van het Nederlandsch Artilleriemuseum en de Johanniterzalen, komt nu ook, dank zij de nieuwe aanwinst, de aantrekkelijkheid van het Geldersch Museum, waarvan Jhr. J. Beelaerts van Blokland, lid der Eerste Kamer, Directeur is, meer tot haar recht".
Uit de Nieuwe Tilburgsche Courant van 30-03-1922

"Verslag Provinciale Staten: Verworpen werd het afwijzend voorstel van Ged. Staten betreffende het verzoek van den directeur van het „Geldersch Museum" te Doorwerth, om het „Plenarium" van het voormalig klooster Bethlehem bij Doetinchem aan dit museum in bruikleen te geven. Ged. Staten zullen nu met een nieuw voorstel komen".

De Graafschapper 23-7-1915 Een nieuw Gelders Museum

In het voorjaar van 1895 deden werklieden bij baggerwerk in de Rijn tussen Oosterbeek en Doorwerth een opmerkelijke vondst. Tussen het opgebaggerde grint zat een grote hoeveelheid bronzen voorwerpen, waaronder kannen, schalen en steelpannen, 180 stuks verzilverd pantserbeslag in verschillende vormen, een ijzeren zwaard met schede, een olielamp en een verstekhaak.
Al gauw drong het besef door dat hier geld te verdienen viel. Zonder enige ruchtbaarheid werden de voorwerpen verkocht aan een handelaar, die ze weer doorverkocht aan de gerenommeerde antiquair J. Grandjean in Nijmegen. Deze verkocht de voorwerpen aan de rijke Amsterdamse verzamelaar P.A. Gildemeester en aan het Rijksmuseum van Oudheden. Gildemeester liet bij testament zijn hele verzameling Romeinse archeoligica aan het Leidse museum na, zodat de collectie bronzen voorwerpen uit de Rijn in zijn sterfjaar 1931 alsnog werd herenigd.

In 1895 werd uit de Rijn bij Doorwerth een groot aantal bronzen sierschijven voor paardentuig opgevist, in de Romeinse tijd phalerae geheten. Ze dienden niet alleen voor de sier, maar hadden ook een praktische functie als riemverdeler. bron

"Het Geldersch-Historisch Museum in het Kasteel Doorwerth is voor het grootste gedeelte gecentraliseerd in de oude ridderzaal. In vitrines zijn er tal van merkwaardigheden bijeen, welke betrekking hebben op Gelderland in het algemeen en op Doorwerth in het bijzonder. Daarin ligt de aantrekkelijkheid der museumverzamelingen, dat men daarin bijeen vindt, een schat van curiosa, platen, kaarten en teekeningen, welke betrekking hebben op het Kasteel en op de oude Heerlijkheid. Een opsomming ligt niet in onze bedoeling, maar wij wijzen wel op de zeer merkwaardige oude teekeningen van het kasteel; van den laatsten kasteelbewoner, baron van Brakell, zijn marmeren borstbeeld; zijn zeer curieuse, holle wandelstok, die een groote kaart van de heerlijkheid inhoudt, welke de eigenaar op de wandeling pleegde te raadplegen. Ook een paar zware stijgbeugels van dezen kasteelbewoner trekken de aandacht; zij zijn zoo ingericht, dat het mogelijk is om er een lichtje in te branden, wat den ruiter, die ze bezigde, des avonds een veilige rit waarborgde. Veel Oud aardewerk in de omgeving opgegraven, o.a. op den Duno, prijkt in een groote kast met glazen deuren, destijds geschonken door den heer F. Scheffer. De heer Andries Verleur te Renkum schonk aan het museum een verzameling aardewerk en fragmenten, waarbij een Keltisch potje, meestal afkomstig uit de eerste eeuw na Christus. In 1919 werd dit aardewerk opgegraven bij de Linge, bij het verleggen van een ouden Romeinschen weg. De vondsten, toen gedaan, vormden een argument voor de meening, vroeger reeds door andere vondsten ontstaan, dat de Rijn in oude tijden een anderen loop heeft gehad door de Betuwe en meer Zuidwaarts stroomde; men is zelfs gaan aannemen, dat de Linge waarschijnlijk de oude Rijn of Rijnarm is geweest. Het Geldersch-Historisch Museum verdient zeker de bijzondere aandacht van hen, die belang stellen in de rijke geschiedenis van dit gedeelte van ons gewest, en te hopen is, dat zij, die in staat zijn om de belangwekkende verzamelingen uit te breiden, dit niet zullen nalaten. Wij hebben thans nog te wijzen op de beteekenis van het kasteel Doorwerth in het algemeen. Het Kasteel Doorwerth blijft in de eerste plaats als historisch monument de belangstelling wekken van duizenden die er een verren tocht voor over hebben om hetgeen uit vervlogen eeuwen zoo gaaf behouden bleef te bewonderen. Zij vinden er thans een museum, verzamelingen, die hun belangstelling in meerdere of mindere mate zullen hebben, maar die in ieder geval de attractieve kracht welke van het kasteel uitgaat, verhoogen. Maar ook zonder dieverzamelingen werd de Doorwerth druk bezocht en zou hij het ook zijn. Voor het oogenblik schijnt de mogelijkheid- wel uitgesloten dat de kasteelzalen in ouden trant gestoffeerd het interieur van het bouwwerk houden zooals het in een bepaald tijdperk — men kan dat van de 13e tot de 16e eeuw denken, want in de tusschenliggende eeuwen heeft het kasteel zijn tegenwoordigen vorrrï aangenomen — er kan hebben uitgezien. Wie weet of niet eenmaal de belangstelling voor de Doorwerth zoo groot wordt, dat men eens aan een inwendige stoffeering gaat denken . Thans kan men van de kasteelvensters uit, genieten van het prachtig tafereel dat de lage landen van. de Betuwe en niet het minst de beboschte heuvelruggen aan den noordkant opleveren. Men zal ook zijn aandacht schenken aan het schitterende vergezicht verkregen in oostelijke richting, door het vellen van boomen bij de stalgrachten, op Arnhem ... Het kan moeilijk anders of eenmaal zal er een nog grootere trek naar de Doorwerth ontstaan. Die tijd zal komen, wanneer de electrische tram naar Oosterbeek-Laag zal zijn tot stand gekomen en tot in het hart van het Doorwerthsche bosch zal zijn doorgedrongen. Vanzelf zal dan voor de hand liggen het maken van zijtakken niet alleen naar den rijksweg maar ook naar de kasteelomgeving. Die tijd zal brengen dat het kasteel uit verkeersoogpunt niet meer excentrisch gelegen zal zijn, maar in het groote verkeer zal zijn opgenomen. Tramaanleg gaat niet snel, en in Oosterbeek wachten groote stapels rails nog steeds op vastlegging in den straatweg en op de wagens welke er over zullen glijden. Maar heel ver schijnt de tijd toch niet meer dat men van Arnhem uit tot op een tien minuten afstand van het kasteel Doorwerth per electrische tram zal kunnen komen. De Vereeniging van de gemeenten Renkum en Doorwerth zal eveneens slechts een kwestie van tijd zijn en- het toekomstige Renkum zal ongetwijfeld ook met groote liefde koesteren het merkwaardige kasteel, dan binnen eigen grondgebied is gelegen. En wat voor onze gemeente van niet gering te achten beteekenis is, de groote stroom bezoekers zal van Arnhem uit en rechtstreeksch tramverkeer tot dichtbij het kasteel kunnen naderen".
Arnhemsche courant 10-9-1921
"Beekbergen. Op eene veiling bij de firma van Stockum te 's Gravenhage zijn aangekocht twee houten paneelen met 16de-eeuwsch snijwerk, afkomstig uit de Nederlandsch Hervormde kerk te Beekbergen. Het snijwerk stelt St. Sebastiaan en St. Bonifacius voor. Men beweert, dat deze paneelen door liet kerkbestuur aan Mejuffrouw Pekelharing zijn verkocht. Aangezien men te doen heeft met voor de Geldersche geschiedenis belangrijke stukken, heeft de Commissie gemeend ze te moeten koopen en ze geplaatst in het Geldersche museum op liet kasteel Doorwerth". Vereniging Gelre: 1915 XXVI, provinciaal verslag, pagina "Geldersch Historisch Museum op het kasteel Doorwerth. Het oude kasteel Doorwerth is helaas één der slachtoffers van den oorlog geworden. Het heeft geruimen tijd midden inde vuurlinie gelegen. De Duitschers hebben er zich genesteld als in een fort, zoodat de geallieerde troepen aan de overzijde van den Rijn genoodzaakt waren, het kasteel onder vuur te nemen. Voordat het afbrandde was een deel van den inhoud al door de Duitsche vandalen vernield. De brand maakte aan alles een eind. Het kasteel is nog slechts een ruïne; van den inhoud is bijna niets gespaard. Op de Doorwerth was onder meer gevestigd het Geldersch Historisch Museum. Aan een verwezenlijking van den oorspronkelijken opzet, die door den naam wordt aangegeven, is dit museum helaas (of, nu het afgebrand is, gelukkig!) nimmer toegekomen. Het omvatte een zeer beperkte verzameling van in hoofdzaak locale waarde".
Vereniging Gelre: Bijdragen en mededeelingen, 1946, Deel: 48.
Samenvatting
"Het is de buitengewone verdienste van den Heer F.A. Hoefer, oud-artillerie-officier en Archivaris van de stad Hattem, dat hij, bezield met de ware piëteit voor historische monumenten, zich met hart en ziel er aan heeft gegeven, om dit schoone bouwwerk uit vorige eeuwen van een wissen ondergang te redden. Daartoe in staat gesteld door de welwillende medewerking van Hare Majesteit de Koningin en van Hare Majesteit de Koningin-Moeder, zoomede van een aantal belangstellenden, kocht de Heer Hoefer in 1910 het kasteel Doorwerth, met voorburcht binnen de grachten, van den laatsten bezitter, den Heer J.W.F. Scheffer en had de gelegenheid later nog de grachten met het omgelegen terrein over te nemen.Hij richtte toen eene vereeniging ‘Doorwerth’ op, met het doel het kasteel te herstellen, waartoe het Rijk en de Provincie subsidiën verleenden, en dat gebouw daarna voor musea in te richten.Dit is in de jaren 1910-1914 geschied. Het oorspronkelijk denkbeeld was, in het kasteel een Geldersch historisch museum te vestigen; doch het zeer uitgebreide gebouw, met zijn groot aantal lokalen, leverde genoegzame ruimte op voor een tweede museum. En daar in ons land een artillerie-museum geheel ontbrak, leidde dit den oud-artillerie-officier F.A. Hoefer er toe, een deel van het kasteel tot artillerie-museum in te richten, terwijl eindelijk nog een genoegzaam aantal zalen overbleef, om daarin de vergaderingen van de Commandery Nederland der Johanniterorde te kunnen houden".

Uit: De Tijdspiegel. Jaargang 71

Overige
Boeken van Hoefer

Heel veel publicaties bij de het Historisch Genootschap en bij de Vereniging Gelre in Arnhem.

 F.A. Hoefer: Het kerkje te Wilsum 1897

F.A. Hoefer: Wandelingen door Oud-Zwolle 1912

F.A. Hoefer: Enkele mededeelingen omtrent het kasteel Doorwerth 1910

F.A. Hoefer: Beknopte gids van het kasteel Doorwerth; met tek. van J. Hoynck van Papendrecht, 1932

Inrichting van een Geldersch museum en Artilleriemuseum, F. A. Hoefer, Hattem. Arnhemsche Courant, 2 april 1913.

Gebruikte boeken:

Geert van Straaten: Willem Scheffer en modelboerderij "Het Huis ter Aa". Uit 2016.
Bronnen

Vereniging Gelre

het Nationaal Militair Museum

Kamper Almanak 1938

generaalhoeferstichting.nl

Hoefer in Overijssel

Delpher

Doorwerth info

Gelders Archief

artikel De verwoesting van kasteel Doorwerth in september 1944

bron van enkele foto's: Het Geheugen / Delpher
aanvullingen, fouten, verbeteringen: Hans Braakhuis