Hemeldal, de kostschool Hemeldal het tehuis |
Hans Braakhuis okt 2024 |
Veel onduidlijkheden: | Wanneer is het Hemeldal gebouwd, 1920 of 1926? Wanneer wordt het Hemeldal een kostschool 1921 of 1931? |
Veel auteurs gaan er vanuit dat het Hemeldal in 1826 gebouwd is. Zie voor de referenties hieronder. Maar in 1825 gaat er de familie Kemper uit Leiden wonen. Vader Joan Melchior Kemper was in 1824 overleden. De familie Kemper bedenkt de naam Hemeldal: "Daar de gezondheid van Mevrouw Kemper veel zorg bleef geven, werd op aandringen van vrienden en geneesheeren in 1825 besloten, den zomer buiten te gaan doorbrengen. Gelderland werd aangeraden, verhaalt Elizabeth, en het toen nog zoo stille Oosterbeek werd gekozen. Er werd eene kleine woning gehuurd en de minst goede meubelen werden derwaarts gezonden. De dochters hielpen de moeder met witte hoesen voor de ouderwetsche canapé en stoelen te naaien en witte neteldoeksche gordijnen. De meest geschikte gravures voor buiten, eenige teekeningen versierden de muren en waar bloemen geplaatst konden worden, zag men die. Wat het lief was! en hoe goed men er zich gevoelde! Mevrouw Bosch van den Hemelschen Berg zeide haar klein eigendom nimmer zoo lief te hebben gevonden en toen onze moeder het den naam van Het Hemeldal terug gaf, droeg dit hare goedkeuring weg. Onze moeder klaagde alleen over gebrek aan boomen om het huis. Mevrouw Bosch beweerde, het was boven haar macht om ons schaduw te bezorgen. Mag ik het doen? vroeg onze moeder, en daartoe boomen uit uw plantpoen kiezen? Ik zal het zoo doen, dat gij het niet zult bemerken. Men had genoeg vertrouwen in onze moeder om dit toestemmend te beantwoorden. Onze moeder liet nu eenige oude wijnmanden opkoopen, er den bodem afnemen, en de manden om jonge, maar toch reeds hooge en in blad staande iepenboomen slaan; zoo liet zij ze eenige dagen; en toen de boomen niet kwijnden, werden zij met de aarden kluit, door de mand bijééngehouden, in de daartoe bereid gemaakte kuilen gebracht. Van de 12 overgebrachte stierf maar één enkele. Wat onze moeder hiermede een eer bij het arme landvolk, dat haar de hulpzame hand geboden had, inoogstte; en later ging de roep van haar uit, de nieuwe Mevrouw van Het Witte Huis, zooals de armen het noemden, wist voor alles raad. Ontelbaar veel blijken van vriéndelijke belangstelling hebben wij te Oosterbeek genoten, zoowel van de rijken als van de allerarmsten, van de laatsten vooral in hooge mate. Eenigen der armsten noemden hunne kinderen naar onze moeder, die hen vaak met raad en daad ter zijde stond; en als er gasten kwamen en men een wagen voor onze deur zag, dan ging spoedig het gerucht: er is volk op het witte huuske, en dan stroomde het geschenken uit de hutten der armen: de een bracht peulvruchten of andere groenten, de ander aardbeien of frambozen, of pruimen en peren; men wist, dat onze moestuin niet groot was en vreesde, wij mochten in verlegenheid zijn. O, dat men toch niet zegge, dat de armen ondankbaar zijn; van hunnentwege hadden wij daarover nooit te klagen, verzekert Elizabeth; en menschkundig is hare opmerking: dat ook hunne geschenken onze moeder aangenaam waren, was misschien nog meerder oorzaak van de liefde, die men haar toedroeg, dan hare giften waren. Nadat wij Oosterbeek verlaten hadden, ontving onze moeder op Nieuwjaarsdag eenen prachtig vergulden en gebloemden brief van een zeer arm kind, dat er wellicht al hare spaarcenten aan besteed had. Zij deed wel eens boodschappen voor ons; en mijne zusters en ik hadden haar wat lezen en schrijven geleerd, daar zij het op de school niet had kunnen uithouden, dewijl niemand naast haar wilde zitten. De reden waarom zeide zij ons niet. Wij vroegen er den dominé naar en deze moest tot zijn groot leedwezen er voor uitkomen, dat het was, omdat hare moeder van tooverij beschuldigd werd. Toen wij te Oosterbeek kwamen, verhaalt Elizabeth nog, vonden wij het gering aantal inwooners van het toen nog weinig bezochte dorp in twee scherp tegen elkander overstaande partijen verdeeld. Het groote verschil was bijna belachelijk om deszelfs hevigheid en omvang bij het zeer geringe der oorzaak. Het was begonnen tusschen de twee groote landeigenaars, die van den Hemelschen Berg en die van den Oorsprong, om een klein voetpad van nauwlijks eeriige schreden lengte en niet meer dan vier voet breedte. Allen, die den grond van den Hemelschen Berg beloonden, kozen die partij, en daar de bewoonster toenmaals weduwe was, had de dominé, zeer ridderlijk, met zijnen geheelen kerkeraad en den schoolmeester, en allen, die weder van hen afhingen, die partij gekozen. De bewoner van den Oorsprong had voor zich de huurders, met dén directeur en al het volk zijner fabriek. De partijen stonden bijna gelijk. Men zag zich niet; doch men sprak zoo veel te meer over elkander en niet op de liefderijkste wijze. Wij bewoonden den grond van den Hemelschen Berg. Die partij kwam ons dus het eerst zien en beschouwde ons als van de hunnen. Toen het echter tot klachten over de anderen kwam, zeide onze moeder, dat zij, alleen tot haar genoegen en tot herstel van hare gezondheid buiten zijnde, gaarne van alle onaangenaamheden wenschte verschoond te blijven. Dit gezegde kwam spoedig de andere partij ter oore, die er uit meende te begrijpen, dat onze moeder partij voor hen koos. Die van den Oorsprong kwamen ons toen zien en na een weinig pratens was het: Gij zult wel weinig tevreden zijn over uwe huisvrouw? O neen, zeide onze moeder, ik vind haar eene allerliefste, uitmuntende vrouw en moet haar dankbaar zijn, dat zij mij nog niets geweigerd heeft, van wat ik gevraagd heb.Mevrouw Kemper vast zeer discreet in het vragen geweest; en hoe bevalt u de Dominé? Een vervelend, naar mensch. – Dat kan ik niet zeggen, was het antwoord onzer moeder, hij draagt het zijne tot ons genoegen bij; ik ben hier met alles tevreden en het is mij hoogst aangenaam ook uwe kennis te maken. Men zag zich aan, doch onze moeder bracht het gesprek op den heerlijken Oorsprong, noemde het bezit van zulk een goed hoogst benijdenswaard; men had en gaf genoegen en de drie zomers, dat wij Oosterbeek bewoonden, hebben wij met niemand het geringste verschil gehad. Te Leiden teruggekeerd werd het geleden verlies dan weder diep gevoeld en zette Elizabeth zich tot het opstellen harer Herinneringen aan mijnen vader Jhr. Mr. Joan Melchior Kemper, waaraan zij tot motto gaf de dichtregelen van Thomas Moore: O, that, as we mourn him, his memory’s light, While it sbines thro’ our hearts, may improve them.For worth shall look fairer and truth more bright, When we think, how he liv’d but to love them. Voor den oudsten broeder, thans student in de rechten geworden, verhaalt Elizabeth ons, werd de studeerkamer van onzen vader ingericht; en zeker heeft de gezaligde geest mijns vaders daar om hem gewaard; in zijne gedachten was die hem altijd nabij en bestuurde zijne daden. Inderdaad is het geheele leven van den hoogleeraar J. de Bosch Kemper als staatsman en geleerde er als op aangelegd geweest, dat van zijnen vader in alles na te volgen. Hij was de troost onzer moeder, verklaart zijne zuster. Hij en zijne vrienden waren het, die ons huis verlevendigden en daaraan iets van de vroegere vroolijkheid terug gaven. Wat onze moeder opgetogen was van blijdschap bij het vernemen, dat een prijsvraag, door hem buiten ons weten, beantwoord, met goud werd bekroond en toen zijn candidaatsexamen zoo luisterrijk cum laude afliep. Het werd gevierd met een vroolijk feest, waar wij natuurlijk niet bij waren, schrijft Elizabeth, die in eene achterkamer, waarschijnlijk wel met een verlangend hart, luisterde of zij nog iets van de feestklanken kon opvangen. Een feest, dat zij wel mocht medevieren, was de bruiloft harer jongste zuster, Christina, die in September 1828 in het huwelijk trad met Mr. Roessingh Udink, heer van Singrave, eene bezitting in Overijssel, bij Oldenzaal. Maar op de kleine bij die gelegenheid gegeven feesten was de vreugde toch niet onvermengd, schrijft Elizabeth. ..... Ons lief Klein Steevliet hadden wij moeten verlaten, daar de doctoren voor de gezondheid onzer moeder de Geldersche lucht beter oorbeelden. Het was daar, dat wij de zomers van 1854 en 1855 doorbrachten; en daar de beide jongste dochters van mijnen zwager te Oosterbeek op kostschool lagen, had onze moeder aan dat plekje nogmaals de voorkeur gegeven. Wij bezochten liefst de plekjes, waar wij vroeger het meest hadden genoten; maar ook Oosterbeek was veranderd. Het vroeger door ons bewoonde huis was iets vergroot; maar niet zoo lief meer. De nieuwe aanleg, fraaier om te zien, van den Hemelschen Berg, had het lieflijk Hemeldal veel van deszelfs schoonheid doen verliezen. Het werd zelden meer met dien naam genoemd. Doch de door onze moeder geplante iepenboomen stonden in volle pracht en gaven nu rijke schaduw, die men anders niet veel om Oosterbeek vindt. Een andere Jan Melchior was nu op de wandelingen onze geleider, de oudste zoon van mijn broeder, die een gedeelte zijner vacantie bij ons doorbracht. Hij was een uitstekend knappe en goedhartige jongen; onze moeder vond, dat hij geleek op zijn grootvader. Zij en mijn broeder, die hem zoo lief had, waren veel van hem verwachtende". |
Uit het boek: Van onze oud-tantes en tantes; door Naber, Johanna W.A.; Tjeenk Willink; 1917 Dit gedeelte van het boek gaat over de periode 1825 en later. Enkele zaken kunnen toegelicht worden. Voor den oudsten broeder, thans student in de rechten geworden: Deze broer is Jeronimo de Bosch Kemper Het vroeger door ons bewoonde huis was iets vergroot; Kneppelhout liet het pand in 1847 verbouwen. Meurs Dan is er een veiling in 1847. Tte koop het landgoed de Hemelsche Berg, het buitenverblijf Hemeldal, logement de Witte Poort en een akkersmaalbosje aan de straatweg van Arnhem naar Utrecht. In deze advertentie is geen sprake van een kostschool, maar van "Het Landelijk gelegen BUITENVERBLIJF genaamd Hemeldal, grenzende aan het Perceel N°. 1, bestaande in HEERENHUIZING, waarin 9 ruime zoo Boven- als Benedenkamers , Keuken , Kelder en Zolder, voorts een ruime Schuur, benevens Tuin, Weide, Plantsoenen en Waterwerken, groot 49 roeden , 40 ellen, te aanvaarden 1 Mei 1848". Het Hemeldal werd een kostschool vanaf 1826. |
't Hemeldal, 1 (1820 - 1847) of (1826 - 1847) . Oud adres; 1900; Holleweg A 73 ander adres: Kneppelhoutweg A 49 Kneppelhoutweg A89, (Benedendorpsweg) Oosterbeek. Jan Antonie Kallenberg van den Bosch was de bewoner van het landgoed “De Hemelse Berg” te Oosterbeek. Lees meer over de geschiedenis van het landgoed de Hemelse Berg op deze site. In het boek Oosterbeek, Doorwerth, Heelsum en Renkum in de negentiende eeuw van H. Romers wordt 1826 genoemd als bouwjaar. Demoed pagina 284: De villa Hemeldal is in 1826 door de heer Kallenberg gebouwd aan de Kneppelhoutweg nabij de plaats, waar tot pl.m. 1820 een papiermolen bij twee watervallen stond. Na de bouw in 1826 vestigde een onderwijzer, meester H. Roodhuizen er zich, die daarin een kostschool voorjongens begon. "de voormalige kostschool voor Jonge Heren het Hemeldal, gesticht door Lucia Kallenberg van den Bosch in 1826, na het overlijden van haar eerste echtgenoot". Bron Heemkunde Renkum. Lucia M. Kallenberg van den Bosch, geboren De Jongh (1789 - 1846) Jan Anthonij Kallenberg van den Bosch (1791 - 1823) Bron onderstaande tekst: Heemkunde Renkum "Hendrik Roodhuyzen ... die jaren leiding gaf aan de kostschool voor jonge heren “Het Hemeldal”. Deze school werd in opdracht van J. A. Kallenberg van den Bosch, bewoner van het landgoed “De Hemelse berg” te Oosterbeek, in 1826 gebouwd op de plek van de watermolen aan de Holleweg (Kneppelhoutweg), nabij het kruispunt met de Hoofdlaan". Neem aan dat een ieder het over 1826 heeft omdat: "In de villa Hemeldal, gelegen op het terrein van De Hemelsche Berg, had de onderwijzer Hendrik Roodhuizen (1791-1870) sinds 1826 een kostschool gevestigd, het Instituut voor Jonge Heeren, waar onder andere de in Arnhem geboren schrijver Jacobus Jan Cremer (1827-1880) leerling is geweest." Uit het boek van J. Kneppelhout; Een beroemde knaap; ter herinnering aan Jan de Graan. ISBN 9024790409 uit 1981 Uitgeverij Martinus Nijhoff, Den Haag. Omdat 1926 het jaar is dat de kostschool begint. Hierboven werd al duidelijk dat in 1924 een kleine woning leegstaat en dat de familie Klemper uit Leiden er gaat wonen. |
De eigenaren van een pand volgens Hisgis in 1832 Het stond op de zuidelijk hoek van de huidige Hoofdlaan en Kneppelhoutweg. |
Op een kaart van J.D. Zocher voor een tuinontwerp uit 1832 staat het Hemeldal ingetekend onder nummer 3. De naam is Het Klein heerenhuis. |
|
1832 Is dit het Hemeldal ?? |
|
"Als voorbeeld mogen hierbij met name dienen de activiteiten die het echtpaar Kneppelhout-van Braam ontplooide ten aanzien van de Oosterbeekse samenleving, zoals de nieuwbouw van de jongenskostschool 'het Hemeldal' in 1854, (??? HB) de nieuwbouw van de Sophiakleuterschool aan het Postpad in 1874 en de schenking van de Concertzaal in het Benedendorp aan de Oosterbeekse gemeenschap in 1886". | Uit het boek: Oosterbeek in het begin van de 20e eeuw, boeren, buitenlui en bourgeoisie in een veranderend dorp. Uit 2009. |
Hendrik Roodhuyzen In de Arnhemsche courant van 11-07-1866 staat het hiernaast geplaatste bericht. Roodhuyzen zou in 1866 herdenken dat hij 40 jaar, dus sinds 1821 al veertig jaar kostschoolhouder is. En dat terwijl het Hemeldal eerst in 1826 gebouwd zou zijn. Het kan zijn dat Roodhuyzen eerst op een andere lokatie kostschoolhouder was. |
"Zaterdag werd in het naburig Oosterbeek een eigenaardig, treffend feestgevierd. De heer H. Roodhuijzen herdacht op zijn vijf en zeventigsten verjaardag, de veertig jaren van zijn werkzaam leven als kostschoolhouder in 't Hemeldal. Van heinde en verre waren de oud-leerlingen toegesneld, om den geliefden leermeester en vriend met zijn gezin te begroeten. Een prachtig album in de fabriek der heeren van Kempen vervaardigd, werd den jubilaris met een hartelijke toespraak aangeboden. Prijkend met het opschrift : „Aan Hendrik Roodhuijzen, zijne dankbare leerlingen" bevatte het album de portretten van de meesten zijnernog in leven zijnde oud-scholieren. Diep getroffen sprak de waardige man woorden van innigen dank , van dank bovenal aan den liefderijken God die heden „de kroon zette op al de goedertierenheden aan hem en zijn huis bewezen." |
De periode met Hendrik Roodhuyzen "In de villa Hemeldal, gelegen op het terrein van De Hemelsche Berg, had de onderwijzer Hendrik Roodhuizen (1791-1870) sinds 1826 een kostschool gevestigd, het Instituut voor Jonge Heeren, waar onder andere de in Arnhem geboren schrijver Jacobus Jan Cremer (1827-1880) leerling is geweest." Uit het boek van J. Kneppelhout; Een beroemde knaap; ter herinnering aan Jan de Graan. ISBN 9024790409 uit 1981 Uitgeverij Martinus Nijhoff, Den Haag. Op 5 Nov. 1841 laat H. Roodhuyzen voor het eerst van zich horen. Hij geeft Robidé van de Aa repliek middels een ingezonden brief in het Algemeen Handelsblad van 13-11-1841 1841 "Hendrik Roodhuyzen werd in 1791 in Leiden geboren als zoon van de timmerman Pieter Roodhuyzen. Hij bleek een studiebol te zijn en werd in later jaren, naast de pedagoog Petrus de Raadt die leiding gaf aan de kostschool “Noorthey” te Voorschoten, een vooraanstaand pedagoog die jaren leiding gaf aan de kostschool voor jonge heren “Het Hemeldal”. Bron Heemkunde Renkum Het Oosterbeekse Hemeldal in 1841. (prent van Johannes Franciscus Christ bron Gelders Archief) |
Houtgravure door W.B. (W. Bal, 1808-1897?), naar een tekening door J.F. Christ, uit: J.H. Laarman, Beschrijving der Nederlanden, in: De Aardbol, deel 3, blz. 505. Amsterdam, 1841. (Collectie gemeente Renkum, verzameling H. Romers; Gelders Archief, Arnhem) 1847 Na aankoop van “De Hemelse Berg” in 1847 door Jan Kneppelhout liet deze de eerste kostschool afbreken en er een groter gebouw terugzetten, nodig om aan het toenemende aantal leerlingen onderdak te verlenen. Demoed; pagina 285: "De villa Hemeldal, die bij de verkoop van het landgoed in 1848 als een apart perceel eveneens door J. Kneppelhout aangekocht was, werd door hem in 1854 geheel opnieuw opgetrokken en gemoderniseerd, zodat het „sedert lang reeds gunstig bekende Instituut voor jonge heeren’ de roem van Oosterbeek mede hoog hield". In 1854 liet Kneppelhout het huis "t Hemeldal' verbouwen tot kostschool, het ' Instituut voor jonge Heeren', waar o.a. de schilder J.J. Cremer en de jong overleden violist Jan de Graan 'op kostschool hebben gelegen'. Jan de Graan kennen we ook van de Oosterbeeks Concertzaal. |
't Hemeldal, (1854 - 1881) Demoed pagina 285: De villa Hemeldal, die bij de verkoop van het landgoed in 1848 als een apart perceel eveneens door J. Kneppelhout aangekocht was, werd door hem in 1854 geheel opnieuw opgetrokken en gemoderniseerd, zodat het „sedert lang reeds gunstig bekende Instituut voor jonge heeren" de roem van Oosterbeek mede hoog hield". Het gaat dus in 1854 om een nieuw pand op dezelfde lokatie. Een Kadasterkaart uit 1852 Kneppelhout liet na 1847 de vijvers bij het Hemeldal aanleggen in de hoek van een moerassig bos. Die kleine vijvers in de Gielebeek zijn er nu nog "10 julij. — zaterdag herdacht de heer H. Roodhuyzen, te Oosterbeek, op zijn 75sten verjaardag zijn 40jarige loopbaan als kostschoolhouder in het Hemeldal. Van heinde en verre waren de oud-leerrlingen toegesneld om den geliefden leermeester en vriend met zijn gezin te begroeten. Een prachtig album, in de fabriek der heeren van Kempen vervaardigd, werd den jubilaris met eene hartelijke toespraak aangeboden, prijkende met het opschrift: »Aan Hendrik Roodhuyzen, zijne dankbare leerlingen". Het album bevatte de portretten van de meesten zijner nog in leven zijnde oud-scholieren. Des middag, vereenigde men zich op "De oorsprong"aan den disch, waar de liefde voor den waardigen onderwijzer zich gedurig in treffende en hartelijke toespraken uitte, waarin ook vooral de uitnemende zorg voor de zedelijke vorming in jongere jaren werd herdacht en gehuldigd. Nadat aan het einde van den maaltijd de oudste zoon van den jubilaris, door wien hij op uitstekende wijze ter zijde wordt gestaan, den dank zijner ouders aan de oud-kameraden had overgebragt, sprak de grijsaard met een van aandoening trillende stem een zegening over allen uit". Uit de Rotterdamsche courant 12-07-1866 "Zondag avond overleed te Oosterbeek de heer Hendrik Roodhuyzen. Meer dan vijftig jaren stond hij aan het hoofd der kostschool te Oosterbeek , en mogt in die betrekking menig nuttig lid der maatschappij vormen , die zijne leiding tot eer strekt. Algemeen geacht om zijne kennis, heeft hij zich ook door zijn regtschapen hart vele vrienden verworven bij allen , met wie hij in aanraking kwam. Hij stierf op den hoogen leeftijd van 79 jaren, bijna tot het laatst zijns levens met lust zich wijdende aan zijne schoone taak" Anhemsche courant 21 12 1870. 1871, kennelijk de zoon van de H. Roodhuijzen. 1872 |
"Renkum,
21 febr. 1876. In de vergadering van den Raad is door den voorzitter
namens B. en W. aangeboden de voordragt van 3 personen voor de
betrekking van kostschoolhouder te Oosterbeék, op eene jaarlijksche
subsidie van f 800, gedurende den tijd van drie jaren toe te staan, en
waaruit met algemeene stemmen daartoe is benoemd geworden J. N. Groes,
ingaande 1 mei a. s." 1875 heropening in 1876 "’T HEMELDAL, Inrichting voor Opvoeding en Onderwijs TE OOSTERBEEK, bij ARNHEM. Het doel dezer Inrichting is, jongelieden voor de Kon. Mil. Akademie te Breda, voor het Instituut der Marine te Willemsoord, voor Gymnasiën en Hoogere Burgerscholen, alsmede voor den handel te bekwamen. Het onderwijs wordt zooveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de zedelijke vorming der leerlingen; terwijl voor eene beschaafde opvoeding gezorgd wordt. De vakken van onderwijs zijn: de NEDERLANDSCHE, de FRANSCHE, de ENGELSCHE en de HOOGDUITSCHE TAAL (spreken en correspond.), WISKUNDE, GESCHIEDENIS, AARDRIJKSKUNDE en NATUURKUNDE. Tusschen de schooluren wordt gezorgd, dat de leerlingen de hun opgegeven taak afwerken, terwijl hun bovendien dagelijks gelegenheid gegeven wordt, zich door spel of wandeling te ontspannen. VOORWAARDEN: Voor onderwijs, kost, inwoning en bewasschen wordt betaald ƒ 600 Entrée ƒ 40 Kermis en Nieuwjaar aan de dienstboden ƒ 3. De betaling geschiedt bij het begin van elk kwartaal. Het onderwijs in vakken, niet onder de bovengenoemde begrepen, wordt afzonderlijk betaald. Voor meer dan één kind uit ’t zelfde gezin wordt vermindering van prijs toegestaan. De VACANTIEN zijn: De Groote vacantie zes weken omstreeks het midden van Juli; terwijl van Kerstmis tot Nieuwjaar de lessen worden gestaakt en de jongelieden hunne Ouders of Voogden bezoeken. Voor verblijf gedurende de zomervaeantie wordt f 60. betaald. De Directeur, 351 J. N. GROES". Uit het Makassaarsch handels-blad 04-08-1876: 1880 Een kadasterkaart uit 1881. Het noorden is links op deze kaart: 1881 . |
Jacob Theodoor Cremer Rond 1855 en 1859: "Te Oosterbeek was ik op school gekomen bij den ouden heer Roodhuyzen, een lid van het bekende paedagogengeslacht, die bijgestaan werd door zijn zoon Piet. Die school lag in het zoogenaamde Hemeldal, behoorende tot het landgoed de Hemelsche Berg. Als de jongens ontevreden waren gestemd, vonden zij voor den mooien naam Hemeldal een tegenstelling die voor de hand lag. Er waren een twintigtal kostjongens en gewoonlijk ook enkele dagjongens, tot wie ik behoorde. Door het geringe aantal leerlingen van uiteenloopenden leeftijd waren er wel verschillende klassen, maar enkele van deze bestonden uit niet meer dan één leerling. Eens was ik geheel alleen aan het vertalen in het Fransch vaneen fragment uiteen werk van den heer Kneppelhout, den ons bekenden bewoner van den Hemelschen Berg en toen geviel het, dat deze als schoolopziener ook mijn „klasse” kwam inspecteeren. Ik voelde mij hoogelijk vereerd toen de schrijver van „Studentenleven” en „Studententypen” naast mij kwam zitten en hijzelf was zeer verrast, dat ik juist bezig was met werk van hemzelf. |
Op deze schoolwas ook een Fransch-Zwitsersche onderwijzer met name Duvanel, met wien wij uitsluitend Fransch spraken, zooals wij ook onder elkander moesten doen. Ik kan overigens niet anders zeggen, voor zoover ik het nog beoordeelen kan, dat het onderricht weinig systematisch was, maar dat er toch wel op ieders bijzonderen aanleg werd gelet. Daarvan meen ik veel nut te hebben getrokken. Na een paar jaar was ik de school ontwassen. Toen werd ik overgeplaatst naar het Instituut Vethake te Arnhem, een kostschool, maar tevens en zelfs in hoofdzaak internaat". Uit: Jeugd en jongelingsjaren van Jacob Theodoor Cremer (30 juni 1847 - 14 augustus 1923) uitgegeven in 1924 Jacob T Cremer Huygens Instituut |
Rond 1870 heeft de fam Kneppelhout - Braam contacten met Ds. C. S. Adama van Scheltema. President der Vereeniging „Het Nederlandsch Opvoedingshuis". |
|
Een oproep in de Opregte-Haarlemsche-Courant van 15-1-1876 | |
Provinciale Verslagen 1887 (751 p.) pagina 194: | "Ter bestrijding der kosten van overdracht van het in 1886 door de familie Kneppelhout aan de gemeente geschonken gebouw. De gemeente Renkum leent fl. 2.000,= tegen 4 % van de provincie" |
In het jaarverslag van de gemeente over 1901 wordt gemeld dat per 15 januari 15 mannelijke leerlingen stonden ingeschreven op 't Hemeldal. Maar ook vier vrouwelijke! Dat is natuurlijk raar, zeker omdat er ook een Kostschool voor Jonge Dames was. In De Tafelberg, onder leiding van mevrouw W.L. van Bemmelen. Zij had overigens 29 leerlingen. En om het verhaal helemaal compleet te maken: de Kostschool voor Jonge Dames van directrice J.C. Kayser te Renkum (Dorpsstraat) telde toen 22 leerlingen. | We blijven natuurlijk met de vraag zitten: wat deden die jongedames bij dhr. Groes? Uit Schoutambt en heerlijkheid 2002 nummer 1; Tini Wijnstekers en Geert Maassen. In een advertentie van het Instituut "t Hemeldal' te Oosterbeek venneldt de heer J.N. Groes, dat het Instituut een 'Internaat voor jongens' en een 'Externaat voor jongens en meisjes' is. |
De heer E. M. A. Krouwel gaat in 1905 als leerkracht werken op het Hemeldal "Naar we vernemen heeft de Gemengde Zangvereeniging T.A.V.E.N.U., directeur, de heer E. M. A. Krouwel besloten om op Hemelvaartsdag deel te nemen aan het te Oosterbeek te houden concours". Uit de Twentsch dagblad Tubantia en Enschedesche courant uit 1930. |
|
Hemeldal 1890 - 1908 Een grondige verbouwing in 1890 Een Kadaster Dienstjaar 1891 gaat over de verbouwing in 1890 d. Instituut „’t Hemeldal” te Oosterbeek Dir. J. N. Groes. Ex- en Internaat (12 a 16). Uit: Wat moet mijn dochter worden? Hoe moet zij te werk gaan? gids bij de keuze van een beroep voor leerlingen .. [1906]. |
Het instituut ,,'t Hemeldal" van den heer J. N. Groes is opgeheven. Hiermede is een onderwijsinrichting verdwenen, die door haar goede resultaten langen tijd een gevestigden naam had. Vroeger behoorde de kostschool onder leiding van den heer Roodhuizen tot de eerste in den lande, waar tal van jongelieden, die later aanzienlijke betrekkingen bekleedden, hunne opleiding ontvingen. Ook onder directie van den heer Groes droeg het onderwijs rijke vruchten, en velen herinneren zich met dankbaarheid den tijd aan „'t Hemeldal" doorgebracht. De heer Groes staat thans aan het eind van zijn 54-jarigen onderwijzersloopbaan, terwijl hij 44 jaren als hoofd eener school fungeerde waarvan 32 jaren als instituteur aan ,,'t Hemeldal". Moge hem na een welbesteed leven ten dienste der maatschappij nog vele jaren gezondheid en welverdiende rust geschonken worden, nu hij zich te Apeldoorn gaat vestigen. Uit de Arnhemsche courant van 20-07-1908 1908 de ruime inboedel komt te koop. De geschiedenis van het Hemeldal gaat verder als het in 1909 verhuurd wordt aan mej Genis die er een inrichting voor zenuwlijderessen begint. Tegenwoordig is er een prachtig bospad, langs de Gielenbeek. zicht op de oude lokatie van het Hemeldal, naast de Gielenbeek in 2022 |
In april 1968 heeft de fotograaf
Harry Smit (dienst gemeentewerken Renkum), meerdere foto's gemaakt, net
voor de sloop van het Hemeldal. Die foto's zijn sinds een paar jaar
opgenomen in het Archief van het Gelders Archief |
|
Augustus 2022 Sommige fundamenten zijn nog te vinden |
|
Opmerkingen, aanvullingen, verbeteringen, graag: |