de Oorsprong, Oosterbeek home |
Hans Braakhuis laatste update: feb 2024 |
Een poging een inzictht te geven in de onwikkeling van het landgoed de Oosrprong in Oosterbeek. Omdat niet alle auteurs eenduidig zijn, worden soms meerdere versies getoond. Soms heeft men het over de Oorsprong, dan weer over de Hoge of de Lage Oorsprong, en er was een periode dat Oorspronk gebruikt werd. HB | |
Landgoed de Oorsprong in Oosterbeek. Een groot gebied later opgedeeld in Hoge en Lage Oorsprong. De nu oudst bekende vermelding van de Oorsprong is aangetroffen in het Leenboek van de (heertijkheid) Doorwerth over de periode 1413-1528. Een gebied met gegraven sprengbeken, de Gielenbeek en de Oorsprongbeek. Die beken werden gebruikt voor de bouw van kruit- en papiermolens. Lees hier meer over bij de pagina over molens. |
Ten westen van de van Borsselenweg wordt Hoge Oorsprong genoemd, ten oosten ligt de Lage Oorsprong tot aan de Hemelse Berg. De Hemelse Berg was aanvankelijk een deel van de Oorsprong. De oude beuken langs de Italiaanseweg, het stuk Italiaanseweg tussen de Wolfhezerweg en de rotonde in Doorwerth gaven vroeger de grens aan tussen de Heerlijkheid Doorwerth en het Landgoed Hoog Oorsprong. |
Heinrick van Wyhe 1424 - xxxx Heinrick van Wyhe in 1424 werd beleend met "Dot guet tot Oersprongen, met synen toebehoren, gelegen in den kerspel Oesterbeeck". Uit Demoed; Van een groene zoom .. "Vanaf 1424 is Henrick Van Wijhe de leenman van Huis Doorwerth van het guet tot Oorsprongen. Hij is in 1428 ook eigenaar van Sonnenberg". Uit: Oud Wolfheze, kerspel en dorp; Henk Jansen; 2008, pagina 45. |
"Aan
de westzijde van Oosterbeek, oostelijk tegen het complex domeinbossen,
genaamt de Coenenbossen, lag reeds zeer vroeg een bouwhof, genaamt de
Oorsprong. Wellicht werd deze naam ontleend aan de spreng of
(oor)-sprong van de door dit bezit stromende beek. Dit
goed is reeds zeer oud, zo merkte ik op, en vanaf de vroegst bekende
tijden was dit reeds een leen van Doorwerth. Als zodanig kunnen we dan
ook in het oudste leenboek van de Doorwerth, namelijk dat van vrouwe
Steven van Wisch, reeds een mededeling vinden. Zo lezen we daarin dat
in 1424 Henrick van Wyhe beleend wordt met „dat Guet tot Oersprongen,
met synen toebehoren, gelegen inden kerspel Oesterbeeck". Hoewel dit
uit het leenboek niet blijkt, schijnt in het midden van de 15e eeuw het
goed in twee delen gesplitstte zijn, nl. in Hoog- en Laag-Oorsprong". Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 268 |
Vanaf 1485 werd onderscheid gemaakt tussen Hoog- en Laag Oorsprong, want in dat jaar werd Johan van Renesse genoemd als eigenaar van Hoog Oorsprong. | Tot de inkomsten der kerk behoorden vroeger ook tienden, gaande uit het goed Hoog Oorsprong. In het jaar 1485, toen Johan van Renesse daar eigenaar van was, zijn deze tienden afgekocht met toesteming van de collator der kerk en van de bisschop. |
Arnt ter Hoeven 1519 - 1554 In 1519 werd Arnt ter Hoeven beleend met de Oorsprong. |
"In het leenboek wordt in 1519 Arnt ter Hoeven genoemd, die in dat jaar met het goed de Oorsprong beleend wordt, waarbij dan ook sprake is van de afgekochte „uytganck" of tiende. Hieruit blijkt, dat alleen Laag-Oorsprongeen leen van Doorwerth was, en dat Hoog-Oorsprong een vrij, eigen goed was". Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 269 |
In 1554 is zowel sprake van "Hoegh Oerspronck", eigendom van de familie Van Renesse genaamt Mormondt, als van "Laegh Oerspronck", eigendom van Arnt ter Hoeven, burger uit Arnhem, zonder dat duidetijk wordt waar de precieze grens tussen beide bezittingen was gelegen. De afscheiding bestond destijds uit "een alden graeve", waarschijntijk een sloot of greppel mogelijk in combinatie met een lage wal, waarvan de ligging heden ten dage niet meer bekend is. | "In 1554 vinden we de twee goederen naast elkaar genoemd, namelijk „Hoegh Oerspronck", hetwelk toebehoorde aan Johan van Renesse, genoemd Mormondt, diens broer Barent en zuster Elisabeth — die het van hun vader Johan geërfd hadden —, en een goed „laegh Oerspronck", dat toen nog in het bezit was van Arnt ter Hoeven, een burger uit Arnhem. Dat deze twee bouwhoeven vroeger een geheel uitmaakten, zou opgemaakt kunnen worden uit de woorden : „ende howel 't voerss. erf f int goet over langhe jaeren, vyftich, tsestich oeder langer, afgescheiden is mit een alden graeve van Laeghe Oerspronck". Bedoelde „graeve" of greppel is in de loop der jaren verloren gegaan, zodat thans niet meer uit te maken is, waar de scheiding tussen de twee goederen was gelegen". Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 269 |
Op 25 juni 1576 werd Johan Teunisz, gehuwd met een dochter van eerdergenoemde Arnt ter Hoeven, beleend met Laag Oorsprong. Op Johan Teunisz vol.gen Claes (van) ter Hoeven (jaar onbekend), Heririck Claessen (1624) en de Arnhemmer Reijnier Bongart (1633). | "Met
„Laag Oorsprong" werd op 25 Juni 1576 Johan Teunisz beleend, die gehuwd
was met een dochter van Arnt (van) ter Hoeven. Later schijnt dit goed
aan een zwager van hem gekomen te zijn, want dan wordt Claes (van) ter
Hoeven met het goed beleend". Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 269 |
In de eerste helft van de 17e eeuw was het wildforstergoed Wolfhezen in bezit van dr. Deft te Arnhem. | Een proces in 1628 met de eigenaren van Hoog-Oorsprong en de Sonnenberg gevoerd, had als resultaat, dat laatstgenoemde van dr. Deft toestemming ontvingen tot schaapsdrift, mits daarvoor jaarlijks als recognitie betaald werd „een goet vet lam", waaraan later nog twee hoenders werden toegevoegd. |
Aan gene zijde van den Hemelschen Berg is het landgoed DE OORSPRONG. Statig verheft zich boven een bloemrijk terras, welks voet door een vijver wordt bespoeld, het moderne heerenhuis met zijn smaakvollen voorgevel. Niet ver van daar is de woning van den boschwachter, waar u de gelegenheid wordt aangeboden om voor ligchamelijke behoeften bevrediging te vinden. Uit een gebouw, kunstig van ruwe boomstammen opgetrokken, hebt gij het gezigt op een grotwerk, half onder het groen van zware beuken verscholen,over ’t welk zich een beek met een breeden waterval nederstort. Volg den loop dier boek op waarts. Zij leidt u langs digt belommerde paden, die zich bevallig slingeren over hoogten en laagten, door fontein- en ander waterwerk verlevendigd. Zoo komt gij aan een vijver, en nog drie vijvers zijn daar boven, waarvan de hoogere zich telkens door een fraaije cascade in den lageren‘ontlast. | Zoo
rijst de grond onbemerkt, totdat men komt aan den voet van een heuvel,
waar rijke bronnen of sprengen den oorsprong geven aan de beek en het
kristal-helder water den bodem laat doorschijnen, die daar door
ijzererts en leem en andere mineralen een zonderlinge mengeling van
kleuren vertoont. Van hier leidt de weg naar eene hooge vlakte, waar
men, uit een slingerboschje van dennen en andere boomen, heerlijke
uitzigten heeft over het jonge plantsoen op de helling der bergen , op den Oorsprong in de laagte en op de zich daar achter verheffende hoogten van den Hemelschen Berg, uitzigten, die bij iederen voetstap verscheidenheid opleveren" Uit Arnhem en Zijne Omstreken; Isaac Anne Nijhof; 1836 |
"Door verkoop komt dit goed in 1624 aan Henrick Claessen, die het echte op zijn beurt in 1633 weer verkoopt aan Reynier Bongart te Arnhem. Want op 9 Juli van dat jaar verkopen Henrick Claessen en zijn vrouw Jenneken Everts hun „erf en goed genaamt Oorsprongen met sijnen olden en nijen gerechtigheyt en toebehoren, zijnde een tiendvrij erff en goet", aan Reynier Bongart en diens vrouw Geurtgen van Diewerden. | Na
dit transport vernemen we van de Laag-Oorsprong niets meer tot het
einde van de 17e eeuw, als het goed in het bezit is van de fam. Coets" Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 269 |
Coets (rond 1650 - 1722) In de loop van de 17de eeuw kwam De Oorsprong in het bezit van de Arnhemse familie Coets. In de tweede helft van de 17de eeuw was dr. Gijsbert Coets eigenaar, onder wie de bezittingen aanmerketijk werden vergroot. Op de zogenaamte "Caarte van des Landschaps Heggen gelegen onder Oosterbeek in de Heerlijkheid van den Dorreweert van ouds genaamt de Coenens hegge" van G. Passavant uit 1702 is ook de Oorsprong en omgeving gIobaal ingetekend. Te zien zijn het door bomen omgeven huis Oorsprong en zuidwaarts daarvan de beek met op de bovenloop een tweetal kruitmolens en op de benedenloop twee papiermolens, een ten noorden en een ten zuiden van de huidige Benedendorpsweg. Van de geschiedenis van de kruitmolens is niet veel bekend. Mogelijk houdt de vroegste aanleg van de hoger gelegen vijverpartijen op De Oorsprong verband met de aanwezigheid van deze molens. Lees hier meer over de Bovenste Papiermolen op De Oorsprong op de Oosprongbeek, ook wel de Cruytmolen, of Kruitmolen genoemd. In 1702 bestond het landgoed uit het huis Oorspronk en zuidwaarts daarvan de beek met twee kruitmolens en twee papiermolens. |
In 1705 legde
dr. Hermanus Coets, burgemeester van Arnhem, het leengoed in zijn
testament vast. Op 20 juni 1722 werd dr. Johan Chr. Tulteken beleend
met de Oorsprong, als man en voogd van Christina Withelmina Coets, met
wie hij reeds in 1702 was gehuwd. Het wordt dan beschreven als "synde
een tiendvrij erf en goed en bestaande uit huis, hof, brink en omloop,
door in de vijvers gelegen zijn. De Langevoor, de watersprengen en
beek, den Enk, nu voor een gedeelte de Nieuwen Boom gaard, voorts de
heggen en beken om en aan de genoemde percelen staande en lopende, ook
de oude Allee van de Koude Herberg of Lindenbomen Land tot den Enk toe. Was De Oorsprong tot in de 17de eeuw wellicht niet meer dan een op zich aanzienlijke ontginning met daarop een boerderij, de omschrijving uit 1722 van het dan omstreeks 12 ha grote bezit lijkt in de richting te wijzen van een geleidelijke ontwikketlng naar een buitengoed. Aanwijzingen hiervoor liggen in de vermelding van een omloop ("wandeling") met vijvers, het sterrebosje, de boomgaarden en een Allee. Vermoedelijk ging het om een eenvoudige formele aanleg die in de late 17 d' eeuw werd gereatiseerd. Wellicht was het huis in die tijd een boerderij annex zomer- of dagverblijf, hetgeen met de Arnhemse burgemeestersfamilies Coets en Tulleken als eigenaar op zich geen onwaarschijnlijke voorstelling van zaken zou zijn. "Het is dan eigendom van dr. Gijsbert Coets, terwijl we in 1705 dr. Hermanus Coets, burgemeester van Arnhem, genoemd vinden. Hij laat in dat jaar zijn uiterste wil registreren in zake het leengoed ,.Legen Oorspronk". Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 269 |
"Voorts werd het domeinbezit in 1712 uitgebreid met een perceel bos aan de tegenwoordige Italiaanseweg, de Lange heg genaamt, hetwelk tevoren aan de heren van Doorwerth behoorde en thans deel uitmaakt van de bezittingen van het Gelders Landschap op de Hoog-Oorsprong". | Uit Demoed; Van een groene zoom aan een vaal kleed; 1953 |
"Inmiddels is het goed Hoog-Oorsprong ook tot ontwikkeling gekomen. Blijkens de kaarten van het domeinbezit uit 1570 (door Thomas Witteroos) en 1616 (door Bernard Kempinck) werd het goed bewoond door Gerrit Beruwen of Berwen. Zijn hoeve lag ten westen van de v. Borsseleweg, ongeveer waar thans de Wolterbeekweg op deze weg uitkomt, terwijl aan diezelfde zijde ook de „Gerrit Berwen Enk" lag, dus het bouwland. In 1664 blijkt dit goed aan Isaak Muys toe te behoren, terwijl deze het aan een boer verpachtte. Althans uit een contract van dat jaar tussen de pachter — Henrick Herms —, en zijn scheper — Gerrit Janssen — blijkt, dat toen genoemde Muys, burger van Arnhem, eigenaar van deze hoeve was. In dit contract verbond de scheper zich om 100 schapen gedurende 6 jaar te hoeden op het erf en de drift van de Hoog-Oorsprong. Op de kaart van G. Passavant uit 1702 vinden we de gronden ten oosten van de v. Borsseleweg en zuidelijk van de Utr.weg, aangegeven als „Berent Rijckxe Boulandt". | In
dat jaar is dit bouwland dus reeds in het bezit van de familie Rijckxe,
Rijxen of Rijksen. Op 22 Febr. 1720 verkopen Gerrit Rijxen en Jenneken
Gerrits voor 2275 gld. hun goed genaamt den Hogen Oorspronck, waaronder
behoorde „het Schotstuck met het Beeckstuck en 't huys daerop staende,
en 't huys dat Gerrit Rijxen
(de verkoper) bewoonde, en thuys waar nu uythangt den Lindeboom". Dit
goed nu, waarvan Jan Harmsen, Willem Jorissen en Wouter Jansen pachters
en gebruikers waren, werd verkocht aan Hendrik Jacobs en Ytjen Rijxen,
bewoners van het huis „den Bergh" bij Hartenstein. Ruim een jaar later, nl. op 21 Nov. 1721 verkoopt Jacobs zijn pas verkregen bezit aan — zijn zwager? — Henrick Rijxen. Tot dit gedeelte van de Oorsprong behoorde, zoals reeds genoemd werd. ook de zgn. Koude Herberg". Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 269-270 |
Bron Gelders Archief, de kaart van Passavant |
|
Tullekens 1722 - 1881 Christina Wilhelmina Tulleken-Coets overleed op 9 mei 1758, waarna in februari 1759 een boedel scheiding pl.aatsvond. Daarbij viel "Den Legen Oorspronk" ten deel aan mr. Gijsbert Tulieken sr, net als zijn vader burgemeester van Arnhem. Gijsbert Tulleken kreeg tevens toebedeeld: "een vierbaks-papiermolen met doorbij gelegen schuur en land en het recht van water en grondpagt van een vierbakspapiermolen, ofte nu een srnuyfmolen met zijn annex boulant en weilant en akkermaalsheggen, gelegen aan de Dorenweerdsen wegh". Laatstgenoemde molen was door zijn moeder op 10 april 1756 verkocht aan de Heelsumse papiermaker Lubbert Braakman. Mr. Gijsbert Tutleken en zijn echtgenote Maria M. Metelerkamp breidden het l.andgoed aanzienlijk uit. Zo werden op 19 april.1760 van Peter Egberts, voor een bedrag van 1400 gulden, de volgende stukken grond gekocht: - een stuk bouwland (Cl.aassenkamp) met het akkermaalshout daarbij en om, gelegen ten noorden van de Doorweerdseweg, tussen de Koedell en de graaf van de onderste molen; - het akkermaalsbosje ten westen van de Drielseweg, aan de zuid-, west- en noordzijde grenzende aan de Koedell; - een nieuw stuk aangemaakt land (het Nijelant) gelegen ten oosten van de Drielseweg; - het pasje met eiken- en beukenbomen gelegen aan de Doorweerdseweg, tussen de Drielseweg en de onderste moten van de koper. Op 2 november 1764 werd, eveneens van Peter Egberts, de Westerbouwing gekocht. Al eerder was Tutteken eigenaar geworden van de Koude Herberg en een vierde deet van den halven Oorsprong, beide behoord hebbende tot Hoog Oorsprong. Tullekens bezit was na de serie aankopen naar schatting ongeveer 60 ha groot. Deze, gemeten naar de omvang van het tandgoed belangrijkste btoeiperiode van het landgoed was echter maar van relatief korte duur, want reeds in 1779 werden verschillende onderdeten van de bezittingen weer verkocht. Na het overtijden van mr. Gijsbert Tutteken, erfde zijn zoon, mr. Jan Everwijn Tutteken, overeenkomstig zijn vaders testament van 19 januari 1788, o.a. het erf en goed Legen Oorspronk, de Koude Herberg, de Claas(sen)kamp en het Nijland; een gestoopte papiermoten (bovenste moten) en de onderste papiermoten. Het kerngebied van het landgoed bteef echter in stand en moet in de loop der jaren onder de famitie Tulleken verder zijn verfraaid tot een vermaard buiten. Immers, in de zomer van 1801 trachtte mr. Jan Everwijn Tutteken zijn Oosterbeekse bezittingen te verkopen, waartoe in de Oprechte Haartemsche Courant een advertentie werd geplaatst waarin sprake was van het "gerenommeerde buitengoed Den Oorspronk". De verkoop was aanvankelijk geen succes; pas op 1 juli 1802 werden de eerste onderdelen verkocht, namelijk de Westerbouwing, het Rijsweerdje en de Koude Herberg. De eigenlijke kern van het tandgoed, groot 12,5 ha, werd op 17 februari 1811 voor 17.000 gulden verkocht aan de heren Joh. Chr. Spakler te Rotterdam en H.J. Backer te Dordrecht. |
"Op 20 Juni 1722 wordt dr. Johan Chr. Tulleken, als man en momber van Christina Wilhelmina Coets, met de Oorsprong beleend, „sijnde een tiendvrij erf en goed, en bestaande uit huis, hof, brink en omloop, daar in de vijvers gelegen zijn, en ten dele bij Teunis Henricks gepagt, groot 3 hont ; een boomgaard groot 2 hont 30 roeden ; het Kempken in het Beeckstuck, groot 1 morgen 30 roeden ; bosch en heide, nu tot een sterreboschje gemaakt, groot 2 morgen, 5 hont ; boschland, nu bouwland, genaamt. de Langevoor, 2 morgen, 2 hont, 20 roeden ; de watersprengen en beek, groot 1 morgen, 1 hont, 90 roeden ; den Enk, nu voor een gedeelte de Nieuwen Boomgaard, sijnde 3 morgen, 5 hont ; voorts de heggen en beken om en aan de genoemde percelen staande en lopende, ook de oude Allee van de Koude Herberg of Lindenbomen Land tot den Enk toe". Dit gebied omvatte dus bij elkaar een oppervlakte van plm. 12 ha. Bezien we de kaart van G. Passavant van de Coenenbossen uit 1702 dan blijkt dat het ,.Heer Coets Boulandt" gelegen is tussen de beek en de Drielseweg (de huidige v. Borsseleweg), en op het gebied van het voormalige herenhuis Hoog-Oorsprong, terwijl het „Coets heetvelt" gelegen was ter hoogte van de boerenwoning v. Borsseleweg 39-41. Als. op 9 Mei 1758 mevr. de wed. Tulleken-Coets overlijdt, vindt daarna op 17 Febr. 1759 een boedelscheiding plaats, waarbij aan mr. Gijsbert Tulleken Sr. werd toebedeeld het „goed den Legen Oorspronk", zijnde voor een gedeelte leenroerig ten Zutphense regte aan den huyse Doreweert". Tot dit goed behoorde dan ook nog een 4-baks papiermolen, met het recht van water en grond daarbij. Mr. Tulleken, evenals zijn vader burgemeester van Arnhem, en gehuwd met Maria M. Metelerkamp, heeft zijn verkregen bezit sterk weten uit te breiden. Zo kocht hij op 19 April 1760 voor 1400 gld. van Peter Egberts, „een stuk bouwland, groot 2 á 3 molder gesaays, genaamt den Claassenkamp, met het akkermaalshout daarbij en om behorende. Zuid de Doorw.weg, west en noord de Koedell, oost de graaf van de onderste molen, van koper behorende ; 2. het nieuw aangemaakte land, groot plm. 2 molders, thans het Nijland genaamt, leggende ten zuiden van achter den Els van de koper, west aan de Drielseweg, noord en oost de heggen van koper; 3. het akkermaalsbosje daar tegenover, oost aan de Drielseweg, zuid, west en noord aan de Koedell; 4. nog het pasje, met enige eiken- en beukenbomen aan de Doorw.weg gelegen, tussen de Drielseweg en de onderste molen van koper." Enkele jaren later, namelijk op 2 Nov. 1764, weet mr. Tulleken eveneens van Peter Egberts aan te kopen diens bezit de Westerbouwing. Dit bezit werd reeds vanouds zo genoemd, en bestond uit „huis, schuur, berg en verder getimmerte, met den boomgaard en annex weylandt genaamt den Ovencamp en den Vogelsang, groot plm. 4 mudde gesaays, voorts opgaande hout- en akkermaalsheggen, met het veldje genaamt het Rijnslag." Dit goed werd beleend ten oosten het land van smid van Raaij, van dhr. v. d. Hoop en juffr. Worms, zuid de leigraaf en het weiland van smid v. Raaij, west het akkermaalshout van de Rekenkamer en noord de Doorwerthseweg. Door deze aankopen is het bezit vergroot en is dan ook in deze tijd tot zijn grootste bloei gekomen. Opgemerkt zij nog, dat de hiervoor genoemde aangekochte goederen, allen vanouds tot het uitgestrekte goed van ter Aa behoorden. Als zodanig worden zij bij een boedelscheiding in 1728 nog aan Jhr. Johan Bentinck toebedeeld. Nadien werden de goederen successievelijk verkocht. Zo kwam Hartenstein ook al tot de Oorsprong. De Vogelsank werd in het begin van de 18e eeuw bewoond door boer Roelof Stevens, en bestond toen uit „huis, hof, berg en schuur met 8 morgen weiland en rijswaard, 10 molder gesaays met opgaende bomen en ackermael". Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 269 |
"Op 17 Febr. 1759 een boedelscheiding plaats, waarbij aan mr. Gijsbert Tulleken Sr. werd toebedeeld het „goed den Legen Oorspronk", zijnde voor een gedeelte leenroerig ten Zutphense regte aan den huyse Doreweert". Tot dit goed behoorde dan ook nog een 4-baks papiermolen, met het recht van water en grond daarbij. Mr. Tulleken, evenals zijn vader burgemeester van Arnhem, en gehuwd met Maria M. Metelerkamp, heeft zijn verkregen bezit sterk weten uit te breiden. Zo kocht hij op 19 April 1760 voor 1400 gld. van Peter Egberts, „een stuk bouwland, groot 2 á 3 molder gesaays, genaamt den Claassenkamp, met hetakkermaalshout daarbij en om behorende. Zuid de Doorw.weg, west en noord de Koedell, oost de graaf van de onderste molen, van koper behorende ; 2. het nieuw aangemaakte land, groot plm. 2 molders, thans het Nijland genaamt. leggende ten zuiden van achter den Els van de koper, west aan de Drielseweg, noord en oost de heggen van koper ; 3. het akkermaalsbosje daar tegenover, oost aan de Drielseweg, zuid, west en noord aan de Koedell ; 4. nog het pasje, met enige eiken- en beukenbomen aan de Doorw.weg gelegen, tussen de Drielseweg en de onderste molen van koper." | Enkele
jaren later, namelijk op 2 Nov. 1764, weet mr. Tulleken eveneens van
Peter Egberts aan te kopen diens bezit de Westerbouwing. Dit bezit werd
reeds vanouds zo genoemd, en bestond uit „huis, schuur, berg en verder
getimmerte, met den boomgaard en annex weylandt genaamt den Ovencamp en
den Vogelsang, groot plm. 4 mudde gesaays, voorts opgaande hout- en
akkermaalsheggen, met het veldje genaamt het Rijnslag." Dit goed werd
beleend ten oosten het land van smid van Raaij, van dhr. v. d. Hoop en
juffr. Worms, zuid de leigraaf en het weiland van smid v. Raaij, west
het akkermaalshout van de Rekenkamer en noord de Doorwerthseweg. Door
deze aankopen is het bezit vergroot en is dan ook in deze tijd tot zijn
grootste bloei gekomen. Opgemerkt zij nog, dat de hiervoor genoemde
aangekochte goederen, allen vanouds tot het uitgestrekte goed van ter
Aa behoorden. Als zodanig
worden zij bij een boedelscheiding in 1728 nog aan Jhr. Johan Bentinck
toebedeeld. Nadien werden de goederen successievelijk verkocht. Zo
kwam Hartenstein ook al tot de Oorsprong. De Vogelsank werd in het
begin van de 18e eeuw bewoond door boer Roelof Stevens, en bestond toen
uit „huis, hof, berg en schuur met 8 morgen weiland en rijswaard, 10
molder gesaays met opgaende bomen en ackermael". Uit Demoed; Van een groene zoom ... |
Nog eens uitzoeken hoe het met de voorgenomen verkoop in 1809 is gegaan. | |
"Departement van den Boven-Yssel, maakt aan zijne Onderhoorigen bekend: Dat Z. E. de Minister van Manufacturen en Koophandel eene Licence heeft geaccordeerd voor het vervaardigen van Mangelwortel Suiker aan de Heeren Spakler, Pferstorff en Backer, wonende op den Oorsprong bij Oosterbeek, Arrondissement Arnhem, onder verband, dat zij in den loop van 1.12 en 1813, ten minste tien duizend kilogrammen ruwe Suiker maken, overeenkomstig art. 9. - tic. 3 van het keizerlijk decreet van den 15 Januarij 1812, en dat de gemelde Heeren, dien ten gevolge, het genot zullen hebben van alle de voordeden , door dit Decreet verzekerd aan hen die eene der vijf honderd licences daarbij verordend, verkregen hebben. Arnhem 17 April 1811. ANDRINGA DE KEMPENAER". | |
Familie Backer Johannes (Jan Backer) 1790 Dordrecht -1820 Oosterbeek biografisch woordenboek Hij is getrouwd met Louisa Jacoba Johanna van Ommeren. Zij zijn getrouwd op 15 juni 1813 te Oosterbeek, hij was toen 23 jaar oud. Kind(eren): Allegonda Jacoba Everdina Johanna Backer 1814-1859 Hilmar Johannes Backer 1815-1839 Louise Jacoba Johanna Backer 1817-1890 Johannes Backer 1818-1882 Anna Catharina Adriana Backer 1819-1898 Maria Backer 1821-1893 Evert Jan Backer 1823-1823 NN Backer Evert Jan Backer 1825-1885 Christiaan Hendrik Backer 1832-1895 |
De industrieel, koopman en boer Jan Backer werd in 1814 eigenaar van landgoed De Oorsprong; in 1829 werd hij burgemeester/ secretaris van de gemeente Renkum en in 1850 tevens van de gemeente Doorwerth. Kastanjehof werd bewoond door Evert Jan Backer, een zoon van suikerfabrikant/burgemeester (1825-1885). Het landhuis Overhof werd in 1863 bewoond door Johan Backer jr., wethouder en zoon van de oud-burgemeester van Renkum. Heemkunde Renkum over Jan Backer |
Familie Backer (1811-1852) In 1811 werden J.C. Spakler en H.J. Backer eigenaars en stichtten een suikerfabriek aan de zuidzijde. Met de verkoop aan Spakler en Backer begint een geheei nieuwe episode in de geschiedenis van De Oorsprong. De nieuwe eigenaren kochten het landgoed nametijk als vestigingsptaats van hun op te zetten onderneming met als doel "de bereiding van suiker en siroop uit mangelwortels met den veeteelt en landbouw daar aan behorende". Hiertoe werd op 1 juli 1811 een compagnieschap gevormd, met als deenemers J.C. Spakler, suikerraffinadeur te Rotterdam (25%), J.W. Pferstorff (25%) en diens zwager A.L. Bicker (25%) en H.J. Backer, suikerraffinadeur te Dordrecht en diens zoon J. Backer (samen voor 25%). De keuze voor De Oorsprong als vestigingsplaats was ingegeven door de uitmuntende geschiktheid van de omliggende gronden voor de teelt van suikerbieten, de ligging nabij de Nederrijn en de aanwezigheid van de watervoerende beek voor de aandrijving van een molen. Direct ten zuiden van de laagste vijver op de Oorsprong, waar de beek een verval kende van bijna zeven meter, werd over de beek een fabriek annex woning gebouwd ter grootte van ongeveer 50 bij 15 meter. In de fabriek waren een bietenrasp, aangedreven door een bovenslagmolen, persen, ketels en stoof en, later ook een rosmolen, die met behulp van zes paarden de rasp kon aandrijven wanneer de beek te weinig water had. Naast suiker werd er ook stroop en appelstroop gemaakt. De suikerfabriek was van landelijke betekenis en zowel een stimulans voor bet verbouwen van suikerbieten. Door de boycot van Engelse producten (continental stelsel) kwam er vrijwel geen rietsuiker meer naar Nederland. Later werd er aardappelzetmeel gefabriceerd. De omvang van het landgoed (ruim 12 hectare) lijkt wellicht wat ruim bemeten voor de suikerfabriek, maar was geen overbodige luxe aangezien er ruimte moest zijn om vee te houden, waaraan de overblijvende bietenpuip gevoerd kon worden, en om te experimenteren met het telen van bieten. Buiten de teelt op eigen grond werden ook boeren in de omgeving gecontracteerd voor de suikerbietenteelt, tot in Velp toe. |
De onderneming lijkt niet naar wens te verlopen en de fabriek werd in
het najaar van 1813 stilgelegd. Een jaar later werd het landgoed,
inclusief de fabriek te koop aangeboden. In 1814 kocht Johannes Backer - inmiddels gehuwd met Louisa Jacoba Johanna van Ommeren (van de Menthenberg in Arnhem) - het landgoed van zijn voormalige partners voor het bedrag van 22.700 gulden met de bedoeling om de fabriek voorlopig als stroopfabriek voort te zetten, met bieten als grondstof. De stal aan de huidige van Borsselenweg 32 34,aaanvankelijk ingericht voor tachtig koeien, werd zodanig vergroot dat er voortaan ruimte was voor 110 stuks rundvee. Backer liet in 1828 op het landgoed een nieuwe riante woning bouwen. Tot dan toe had de famillie waarschijnlijk gewoond in de woning bij de fabriek en/of in het gebouw dat aan de Van Borsselenweg had gestaan even ten zuidwesten van de plek waar het nieuwe landhuis verrees. In 1829 werd Backer benoemd tot burgemeester en secretaris van de gemeente Renkum, welke ambten hij overigens tot eind 1851 zou vervullen. In 1830 werd voor het eerst in een Nederlandse suikerraffinaderij een stoomketel geptaatst. De introductie van de stoom maakte een be[angrijke verbetering van het energie- en suikerrendement mogetijk en een betere productkwaliteit. Een en ander leidde tot een aanmerkelijke schaalvergroting in de suikerraffinage. Backer wilde de bieten behalve tot stroop nu ook weer tot suiker gaan verwerken, waartoe in 1831 nieuwe apparatuur - waaronder een stoomketel - in de fabriek werd geplaatst. Op 27 maart 1833 brandde de fabriek af, maar werd herbouwd en aanmerkelijk uitgebreid met een tweede vIeugel, die een afmeting had van ongeveer 35x15 meter, welke twee verdiepingen had. De tweede vleugel van de fabriek stond evenwijdig aan de huidige Van Borsselenweg. Een jaar later, in juli 1834, werd een tweede stoomketel geplaatst en in juni 1837 een derde. Datzelfde jaar werd ten behoeve van de suikerfabriek een laad- en loswal naast het Drielse Veer aangelegd. Kennelijk was er ook een smalspoorweg in 1838 voor het vervoer van bakken met aardappelmeel. Niet duidelijk is waar het spoor precies gelegen was. Vermoedelijk liep het van de loskade aan de Nederrijn naar de fabriek. De bereikbaarheid over de weg werd in 1847 verbeterd met het doortrekken in de richting van de fabriek van de bestaande grindweg (latere Benedendorpsweg) tussen de Arnhemse Straatweg en het dorp Oosterbeek. In 1852 staakte Backer de productie van bietsuiker, bietenstroop en glucosestroop naar aanteiding van de accijnswet van 26 april van dat jaar, waarna de fabriek werd afgebroken en elders, ten zuiden van de Benedendorpsweg, als wolspinnerij herbouwd. In de Oosterbeekse courant van 20-12-1919 wordt melding gemaakt van een schoorsteenbrand op 18 december ’s avonds in huize de Oorsprong te Oosterbeek. Toen men het onheil ontdekte had het vuur zich reeds zodanig uitgebreid, dat blussen moeilijk bleek. Door de felle wind stond de bovenverdieping al snel in lichter laaien. Huize Oorsprong brandde dan ook geheel uit. |
Uit
"Geschiedenis van Dordrecht, deel I en II, Auteur: J.L. van Dalen,
Uitgever: C.Morks dd: 1931-1933 pagina 394 e.v. "Na de Revolutie van 1795 werd de groote bloei der suikerindustrie gevolgd door een periode van treurig verval. Tijdens de inlijving bij Frankrijk moest in de behoefte aan suiker voorzien worden door het fabriceeren van beetwortelsuiker volgens decreet van den keizer van 15 Januari 1812. De raffinadeurs moesten vóór 16 April hun verzoek om een licentie tot het fabriceeren van beetwortelsuiker aan den minister ingezonden hebben, anders zou het er voor gehouden worden, dat zij daarvan geen gebruik wenschten te maken. Ook de raffinadeurs van rietsuiker moesten een aanvrage indienen, zich tevens verbindende tot fabricatie van 10.000 K.G. ruwe beetwortelsuiker gedurende de jaren 1812 en 1813. De aanvragen moesten zoo uitvoerig mogelijk zijn. Hier volgt een en ander uit de antwoorden der firma's. 1. Backer en Selis verzochten hun raffinaderij, sedert October 1810 reeds b.w. suiker produceerende, voort te zetten. De firmanten zijn Johannes Backer en Hendrik Selis, gevestigd Wijnstraat B 128. Zij voegden daarbij de raffinaderijen van de andere geassocieerden: Hilman Johannes Backer, Kuipershaven B 297, Petrus Diederich Backer, Hooge Nieuwstraat A 521, en Backer en Rombouts Kalkhaven D 175. Om jaarlijks te produceeren 10000 K.G. ruwe suiker, moesten zij gebruiken 3 millioen K.G. beetwortelen. De locale toestand der gebouwen liet niet toe de productie boven 2000 K.G. op te voeren, hoewel van den oogst 1811 en 1812 400000 K.G. beetwortelen zullen gebruikt worden. Van het overige werd een hoeveelheid siroop van 15000 K.G. gemaakt van zeer gezochte hoedanigheid voor de consumptie. Deze raffinaderij van b.w. suiker was de eerste in het departement enz. 2. H. J. Backer had zich geassocieerd met de firma Backer en Selis. 3. Rens en Van de Wall maakte deel uit van de firma Kisselius en Rens. 4. Johs. Rombouts had zich geassocieerd met de firma Backer en Selis. 5. P. D. Backer had zich geassocieerd met de firma Backer en Selis. 6. De firma van Meeteren en Comp, was gevestigd in den vorigen winter, en had zich vereenigd met W. Hordijk en Co., Jan van der Eist en Zoon, onder de firma Hordijk, van der Eist en van Meeteren. 7. De firma Jan van der Eist en Zoon had zich geassocieerd met W. Hordijk en Co. 8. De firma W. J. de Bruyn de Neve kon niet besluiten tot de fabricatie van b.w. suiker, maar verzocht niettemin een licentie. 9. De firma W. Hordijk en Co. had zich verbonden met de firma's Jan van der Eist en Zoon en Van Meeteren en Co. 10. De firma Duffer, Morjé en Köhn was niet ingericht op het fabriceeren van de gevraagde hoeveelheid ruwe suiker. 11. De firma Stoop en Giesse moest zich blijven bepalen tot de fabricatie van rietsuiker. 12. De firma A. Kisselius en Zoon had zich geassocieerd als Kisselius en Rens, zette de fabricatie voort zoowel van riet- als van b.w. suiker. In 1816 verkocht E. Chevalier aan P. D, Backer, J. de Voogd en J. C. de Klerk een vierde deel in de suikerraffinaderij de Suikermolen aan de Varkenmarkt. Na het herstel der onafhankelijkheid gingen de suikerraffinaderijen steeds meer achter uit. De laatste verdween in de tweede helft der 19de eeuw (1870)." |
"Door den Heer Mr. Robidé van der Aa, wordt met hoogen lof vermeld de fabrijk van den Heer J. Backer gelegen in de nabijheid van zijn buitengoed, waarin vroeger suiker uit beetwortel gerefineerd en thans siroop en meel uit aardappelen bereid wordt. De fabrijk wordt gedreven 1°. door een waterrad van 22 voet diameter en 2". door 2 stoommachines van 6 en 8 paardenkracht. In eene der laatste, te Utrecht vervaardigd, is de stoomcylinder in den ketel zelven geplaatst, terwijl de piston zijne beweging onmiddellijk mededeelt aan eene, kort onder het dak geplaatste, wortel-as". Uit het Tijdschrift ter bevordiring van Nijverheid 1839, no 5 deel 1. |
Uit Wikipedia Suikerriet werd in Europa geïmporteerd vanuit tropische landen. Na de Franse Revolutie kwam door de Britse blokkade van continentaal Europa de invoer van rietsuiker onder druk te staan en werd de prijs zeer hoog. Men ging daarom op zoek naar vervanging van suikerriet door een alternatief. Eerder, aan het begin van de 17e eeuw, had de Fransman Olivier de Serres al suikerkristallen in bieten ontdekt. De Duitser Andreas Marggraf slaagde er in 1747 in om het sap uit de bieten en wortelen te halen en de suiker te doen kristalliseren. Franz Carl Achard verbeterde door selectieve teelt het suikergehalte van de Silezische voederbiet, zodat de suikerbiet ontstond. Hij stichtte in 1802 de eerste suikerfabriek. De suikerbieten bevatten toen nog slechts 6% suiker. Benjamin Delessert verbeterde de zuivering. Napoleon kreeg interesse in het nieuwe product en wees een aantal gebieden aan waarop voortaan suikerbieten moesten worden geteeld. Charles-François Lebrun, de prins-stadhouder van de noordelijke Departementen in de Nederlanden, propageerde de suikerbiet in de Nederlanden. In 1812 werd de eerste suikerfabriek gestart in de abdij van Terkameren. ?? |
De fabriek in Oosterbeek begon in 1811. Nadat de napoleontische oorlogen in 1815 waren afgelopen, stortte de teelt van suikerbieten weer in, omdat rietsuiker weer goedkoop werd. Dus |
Arnhemsche Courant van 30-3-1935 |
Suikerfabricage op „de Oorsprong" Weinigen zal het bekend zijn, dat Oosterbeek, ruim een eeuw geleden, suikerindustrie binnen zijn grenzen heeft gekend. In de dagen van het continentaal stelsel, tóen er suikernood in ons land heerschte, heeft Napoleon getracht de beetwortelsuikerfabricage in ons land te bevorderen. Bij decreet van 1811 werd in Nederland 32.000 Hectare grond aangewezen voor den verbouw van beetwortelen. Van deze 32.000 H.A. waren 41/2 H.A. binnen de grenzen van Oosterbeek gelegen. Het gevolg was, dat te Oosterbeek een suikerfabriek werd opgericht. Het gebouw bevond zich op het gebied van den „Oorsprong" nabij de kruising van Oude Oosterbeekscheweg en Van Borselenweg. De fabricage was in handen van een concern, waarin zitting hadden de heeren Van Spakler en Bicker uit Rotterdam, H. J. Backer en J. Backer te Dordrecht en Pferstorff te Oosterbeek. De heer J. Backer werd directeur van de Oosterbeeksche fabriek en de heer Pferstorff administrateur. De bedoeling van het concern was naast de exploitatie van de suikerfabriek ook landbouw en veeteelt uit te oefenen. De fabriek maakte gebruik van waterkracht, waartoe de beken ter plaatse gelegenheid boden. Verwerkt werden de beetwortels van 40 h.a. land, dat gedeeltelijk in de Betuwe lag. Dagelijks werden 30.000 pond wortels verwerkt. Uit de afvalproducten werd rum en pakpapier gemaakt. Bij de fabriek behoorde een veestal van 60 koeien, waaraan de pulp werd gevoerd. Toen in 1814 de normale toestanden weer eenigszins terugkeerden, werd de suikerfabriek omgezet in een stroopfabriek. De stroop maakte men uit mangelwortels. In hetzelfde jaar kocht de heer Backer het landgoed de Oorsprong, waarop hij een huis liet bouwen. Dit huis is in 1929 afgebrand. In het jaar 1825 werd de heer Backer gekozen tot lid van den gemeenteraad, terwijl hij nog enkele jaren later burgemeester van de gemeente Renkum werd. In 1850 werd hij eveneens benoemd tot burgemeester van de gemeente Doorwerth. De eerste samenvoeging dus van de gemeenten Renkum en Doorwerth onder één burgemeester. Deze samenvoeging duurde echter geen twee jaar, daar de heeren van Doorwerth liever hun zelfstandigheid wilden behouden. Tot 1851 is de heer Backer, naar wien de Backerstraat te Oosterbeek is genoemd, burgemeester van Renkum geweest. In 1833 is de stroopfabriek op den Oorsprong door brand vernield. Een nieuwe fabriek werd toen gebouwd op den hoek van den Veerweg, diagonaal tegenover de oude fabriek dus. In de nieuwe fabriek werden stroop en meel gemaakt uit aardappels. Jaarlijks werden 60.000 mud aardappels verwerkt. In het jaar 1872 is de fabriek overgegaan aan een zoon van den heer J. Backer, nl. E. J.. Backer (een andere zoon is nog wethouder der gemeente Renkum geweest). De heer E. J. Backer heeft na eenige jaren de fabricage van stroop en aardappelmeel laten varen. De heer E. J. Backer, die den Kastanjehoff aan den Benedendorpsweg bewoonde, was eveneens eigenaar van het gebied, waar zich tegenwoordig „De Westerbouwing" bevindt. Later is dit gebied verkocht aan den heer Fangman en nog later aan de gemeente. Na den dood van den heer E. J. Backer in 1882 werd in de fabriek fan den Veerweg een brandstoffenhandel gevestigd. In latere jaren is het gebouw echter afgebroken. |
"De Ridder van het Legioen van Eer, Prefekt van het Departement van den Boven-Yssel, maakt aan zijne Onderhoorigen bekend: Dat Z. E. de Minister van Manufacturen en Koophandel eene Licence heeft geaccordeerd voor het vervaardigen van Mangelwortel Suiker aan de Heeren Spakler, Pferstorff en Backer, wonende op den Oorsprong bij Oosterbeek, Arrondissement Arnhem, onder verband, dat zij in den loop van 1812 en 1813, ten minste tien duizend kilogrammen ruwe Suiker maken, overeenkomstig art. 9. - tic. 3 van het keizerlijk decreet van den 15 Januarij 1812, en dat de gemelde Heeren, dien ten gevolge, het genot zullen hebben van alle de voordelen, door dit Decreet verzekerd aan hen die eene der vijf honderd licences daarbij verordend, verkregen hebben. Arnhem 17 April 181 a. ANDRINGA DE KEMPENAER". | Uit het Feuille politique du département de l'Issel-supérieur = Staatkundig dagblad van het departement van den Boven-IJssel dd. 22-04-1812 |
De suikerfabriek Hierboven al vermeld: suiker, stroop, appelstroop. Ook ben ik wel eens koffiestroop, aardappelmeel en strokarton tegen gekomen. Begin negentiende eeuw (1806 tot 1814) werden tropische producten schaars. Napoleon had het Europese continent verboden handel met Engeland te drijven. Koloniale producten die Engeland exporteerde werden daardoor duurder. Onder invoed van het continentaal stelsel de import van ruwe rietsuiker uit de tropen via Engeland bemoeilijkt en uiteindelijk zelfs verhinderd werd. Het afsnijden van de toevoer van koloniale producten die voornamelijk in Britse handen waren, zoals katoen, rietsuiker en koffie, stimuleerde de ontwikkeling van alternatieven (respectievelijk linnen, bietsuiker en cichorei). Zo kon tijdens het continentaal stelsel op het landgoed „De Oorsprong" een fabriek voor suikerbieten, later een stroop-industrie, haar bedrijfkracht ontleenen aan het aanzienlijke verval van wel 86 voet der beekjes. Helaas, de fabiek in Oosterbeek begon in 1811. |
:"Op
de plaats van de gesloopte papiermolen bouwden H.J. Backer en J.C.
Spakler in 1811 een beetwortelsuikerfabriek. De molen had "tien koperen
Pannen, een Watermolen en een Paardemolen" en profiteerde van Napoleons
Continentaal Stelsel totdat dat in 1813 verviel." Bron Molendatabase "Wegens den goedkoopen prijs der aardappelen heeft de fabrijk van stroop en zetmeel te Oosterbeek buitengewoon druk gewerkt, en zoo binnen- als buiten-'slands veel debiet gehad. — Te Renkum , Voorthuizen en Barnevld , bestaan ook fabrijken van aardappelen-meel en kunst-sago, die vrij wel opnemen". Uit de Arnhemsche courant van 04-07-1845 "Men is onder Oosterbeek begonnen met den aanleg eens grindwegs van de fabrijk van den heer H. Backer tot aan den straatweg bij Rosande". Nederlandsche staatscourant 07-07-1847 Het lijkt als of er in de Oosterbeekse suikerfabriek een groepje ingenieurs aanwezig zijn die probeeren uit te zoeken, hoe je suiker kunt maken en wat je daar allemaal mee kunt doen. Backer was zelf oa. suikerraffnadeur had een zwager, de Dordtse apotheker dr. Hendrik Onnen. Welke grondstof is geschikt: Mangelwortel, Beetwortel (andere latere naam suikerbiet) Chicorei: waarvan de op bietenwortels gelijkende wortels worden verwerkt tot inuline en de zoetstof fructose. wortel Aardappel: Bieten vermalen en daar kostbare producten uit halen, kun je ook met aardappelen doen, daar zit ook suiker in en nog een bijproduct: zetmeel. Kroot of Rode biet: helaas het is de veredelaars niet gelukt om de krootvorm en een hoog suikergehalte te combineren. Is de Buisman koffiestroop uitgevonden op de Oorsprong? Roelof Buisman uit Zwartsluis verbeterde het recept van koffiestroop van zijn vader dat bekend werd onder de naam Buisman G.S. (Gebrande Suiker). Zijn vader was Herman Buisman die in 1867 ontdekte hoe gekarameliseerde suiker de smaak van koffie kan versterken. Helaas de geschiedenis van Buisman gaat niet verder terug. Hoe komt de W.A. Scholtenlaan in Doorwerth aan zijn naam? De W.A. Scholtenlaan dankt zijn naam aan dhr Willem Albert Scholten (Loenen, 6 oktober 1819 - Groningen, 1 mei 1892) president-commissaris van de Bouwgrondmaatschappij Doorwerth. "Willem Scholten had zich reeds vroeg, vanaf 1837, beziggehouden met de productie van verfwaren en aardappelmeel op kleine schaal in Tonden. Nadat hij kennis had opgedaan bij de aardappelmeel en -siroopfabriek "de Oorsprong" te Oosterbeek, en aldaar vernam dat de transportkosten van de aardappelen zeer hoog waren, besloot hij een fabriek te vestigen daar waar de aardappelen werden verbouwd, dus in de veenkoloniën. Daar was bovendien turf voorhanden om de fabriek van energie te voorzien". (bron Wikipedia Scholten concern) Over Johannes Backer bij Heemkunde Renkum |
Het
goed de Oorsprong, dat in 1811 door H. J. Backer uit Dordrecht, c.a.,
werd aangekocht. Deze deed dit uit zuiver zakelijke motieven, want hij
liet nog dat zelfde jaar kort bij de Benedendorpsweg aan de beek een
fabriek bouwen, ter vervaardiging van suiker uit mangelwortelen. Dit
vond z'n oorzaak in de verplichting gedurende de Franse overheersing,
dat iedere landbouwer mangelwortelen moest verbouwen, omdat de invoer
van rietsuiker uit Indië onmogelijk was geworden. Als
gevolg hiervan werden ook in Oosterbeek veel suikerbieten verbouwd,
zodat de fabriek op de Oorsprong reeds het eerste jaar van z'n bestaan
een productie van bijna een millioen Ned. ponden aan suikerbieten
verwerkte en daardoor tevens de belangrijkste suikerfabriek van de
provincie was. De fabriek werd aangedreven door een watermolen, die z'n
kracht door een 22 voet hoog molenrad aan de stroom van de beek
ontleende, terwijl bovendien een rosmolen bijgebouwd werd. Na
twee jaar suiker geproduceerd te hebben, nam de Franse overheersing een
einde, en daarmede ook de verplichting tot de suikerfabricatie en de
verbouw van suikerbieten. Het doel van de fabriek ging hiermede dan ook
verloren, hetgeen de heer Backer deed besluiten, zijn landgoed te
verkopen. Dit werd op 13 Oct. 1814 in logement de Zon bij de Rijnpoort
te Arnhem publiek verkocht. Uit Demoed; Van een groene zoom ... pagina 275 |
Kan iemand me aan de hiernaast genoemde advertentie uit 1814 helpen |
Handig zo'n printscreen vanuit HisGis.
Je ziet in HisGis alleen de situatie in 1832. En door te klikken op een
pand, een perceel zie je wie de eigenaar op dat moment is. In 1832 is Jacob Nicolaas van Eck volgens het Kadaster de eigenaar. Niet Johannes Backer die van 1811 tot 1852 de eigenaar zou zijn. Vrijwel het gehele gebied is in 1832 in handen van Jacob Nicolaas van Eck rentenier te Arnhem 1. Steven van Maanen landbouwer te Arnhem 2. Johanna van Grol dienstmeid op de Klingelbeek te Arnhem 3. Jan Jansen van Beek landbouwer te Arnhem 4. F.G. Meybaum vice-president van de rechtbank te Arnhem 5. Hendrik Hakfort landbouwer te Oosterbeek 6. Jacob Nicolaas van; r.v.o. Gerritsen, Egbert Jan Eck molenaar 7. Jacob Nicolaas van Eck 8. Albert Rosmulder landbouwer te Arnhem 9. Hendrik Hendriks landbouwer te -, op de Klingelbeek 10. Jacob Nicolaas van Eck rentenier te Arnhem huis en erf en papiermolen 11 Hendrik Evers dagloner te Oosterbeek (tegenwoordig Westerbouwing) |
|
De "Wandelingen in een gedeelte van Gelderland ...", uitgegeven door Paulus Nijhoff te Arnhem in 1836, geven enige indruk van het Landgoed: "Dicht bij de woning stortte de beek zich 'eenen zwaren breeden waterval vormende, over een half onder het vrolijke groen van breedgetakte beuken verholen grotwerk neer. Van hier loopt de weg door eene vallei, beschaduwd door zwaar geboomte, dot op eenen warmen zomerdag het verkwikkendste lommer biedt. Door deze vallei kronkelt de beek: op sommige plaatsen vloeit zo met zacht geruisch langs steenen of, elders doet zij eene fontein springen, of start zo zich, langs verschillende watervallen uit den eenen vijver in den anderen. ( .... ) Waar het wandelpad het hoog geboomte verlaat, tot de vijvers omringt, rust het oog teegen eenen ruw begroeiden heuvel, aan wiens voet zich verschillende rijke bronnen of sprengen bevinden, wier water hier te zamen vloeit, en, nu breeder dan smaller, de zich ter weerszijden verheffende hoogten bespoelt. Van het hoogste punt vooral heeft men een verrukkelijk uitzigt over de gansche vallei, door welke de beek heen kronkelt, en over het trotsche geboomte, dat, verder of, de vijvers bedekt." | Backer
liet in 1828 op het Landgoed een nieuwe behuizing bouwen. Het landhuis
werd gesitueerd aan de bovenrand van de weide boven de fabriek, zodat
men vanuit het huis een prachtig, vrij uitzicht had over het dal in de
richting van de Rijn. Omgekeerd kon men over de vijver in het laagste deel van het landgoed en vanaf de Van Borsselenweg het fraaie landhuis zien liggen tussen de bomen. De aanteg rondom de bovenloop van de beek en de reeds aanwezige vijvers is toen gewijzigd. Daarbij werd de beek deels vergraven tot vijverachtige partijen, terwijl de bestaande vijvers meer vloeiende vormen kregen. |
"De grote verkoop van alle resterende domeingronden op de Veluwe en met name ook onder Oosterbeek, vond plaats op 11 Oct. 1838, in het logement het Zwijnshoofd te Arnhem. De onder Oosterbeek gelegen bossen worden dan voor 61450 gld. afgemijnd door de heer Traanboer (die reeds eigenaar van de Nieuwe heg was) en die verklaarde te hebben gekocht voor Mr. J. M. Kempenaer, advocaat te Arnhem, Joh. Backer, burgemeester der gemeente Renkum en wonende te Oosterbeek op den huize de Oorsprong, en Jan Valckenier, koopman te Amsterdam, pro communi indiviso. Deze kopers werden toen eigenaren van de navolgende bossen en heide: de Boefheg, groot 5.08.81 ha; de Homoetse heg, groot 5.22.87 ha; de Haag en een gedeelte v. d. Aardakker 11.30.63 ha; de Beukenboomse heg en het Keldertje 6.63.21 ha; de Radstaak, groot 6.18.82 ha; de Ragheg, groot 8.77.14 ha; de Lange heg, groot 8.64.79 ha; de Aardakker, groot 4.83.28 ha; de Elsheg, groot 4.51.48 ha; de Postenplak, groot 4.00.39 ha; | de Grote Silverenberg, groot 12.63.19 ha; de Smalle Zilverenberg, groot 5.81.21 ha; het eerste en tweede gedeelte aan de Zilverenberg, groot 13.24.22 ha; de Koedèl, groot 13.39.83 ha; met een stuk heideveld groot 4.72.80 ha; de Driestapel, groot 14.53.10 ha; met een stuk heideveld groot 6.72.50 ha; de Bilderberg en de Zonnenbergse hegge, groot 75.77.40 ha; het Schiltje, groot 4.67.10 ha. De totale oppervlakte van al deze heggen, welke eigendom van vorengenoemde personen werden, bedroeg 217.01.38 ha." Uit Demoed; Van een groene zoom aan een vaal kleed; 1953 |
Het gebied trok veel bezoekers, vooral door de aanwezigheid van wandelpaden langs meerdere vijvers, fonteinen en watervallen. In het wat hoger gedeelte van de beek was een vijver met een waterval, waaronder een soort grot, zodat men eronderdoor kon lopen. Opnieuw gerestaureerd rond 2015. |
|
ansicht gelopen in 1899 Prent van Frans Buffa 1850 - 1854 |
|
Jacob Adriaan Prosper Baron van Brakell 1852 - 1880 "In juli 1852 verkoopt Backer zijn landgoed voor 100.000 gulden aan baron Brakell van de Doorwerth. Het landgoed was in 1838 nog uitgebreid door de aankoop van de Domeinbossen, samen met Kempenaer en Valckenier. Volgens Van der Aa was het landgoed in 1846 73 ha groot. Bron: Het huis te Doorwerth of Dorenweerd. Robidé van der Aa, Christianus Petrus Eliza uit 1846. De baron van Doorwerth, verhuurde zijn nieuw aangekochte bezittingen. Na sloop van de fabriek werd het terrein aldaar omgevormd in een weiland. De tuinmanswoning werd een Paviljoen en was voor recreanten een plek waar enige drankjes en versnaperingen konden worden genuttigd. Omstreeks 1861/1862 werd het Paviljoen vergroot. Opnieuw een huurder gezocht: "DE OORSPRONG onder OOSTERBEEK, Wordt TE HUUR aangeboden, tegen 1°. Mei e. k. te aanvaarden, het HEERENHUIS DE OORSPRONG, bevattende Zestien meest alle zeer ruime, Behangen en Gestukadoorde Kamers, groot Souterrain , Paardenstal en Remise en hetgeen verder tot. een welingerigt Landverblijf behoort; voorts ruimen TUIN en BOOMGAARD en TERREIN VAN VERMAAK.; DE OORSPRONG is bekend wegens deszelfs aangename Wandeldreven, statig Geboomte, Bronnen , Watervallen, Fonteinwerken en Vischrijke Vijvers, benevens de afwisseling van Heuvelen en Laagten, welke eene bevallige verscheidenheid aanbieden. Te bevragen ter Secretarie van het Kasteel DOORWERTH. Brieven Franco". Uit Algemeen Handelsblad 18-01-1855. Rond de jaren 1860 woont er de weduwe Catharine Johanna Bienfait-Bodel Nijenhuis. Ze stierf er in 1866. Ze was een lid van het Amsterdamsche Handelshuis Louis Bienfait & Soon. |
Ook in 1876 wordt De Oorsprong weer te huur aangeboden. In 1878 overleed de weduwe van de baron, mw Schuylenburg. De nieuwe erfgename was Françoise Stephanie Baronesse van Brakell tot Wadenoyen en Doorwerth. Zij was getrouwd met jhr. Anton Willem van Borssele (1830- 1903), burgemeester van Ede, Kamerheer in buitengewone dienst van H. M. de Koningin, en Lid van de Provinciale Staten van Gelderland. In de jaren die volgden, werd de boerderij (1880) en het landhuis (1889) verbouwd. Van Borssele nam in 1896 afscheid als burgemeester van Ede en ging drie jaar later zelf in het landhuis wonen. Van Borssele moderniseerde Huize de Oorsprong en na zijn overlijden kwam het goed in het bezit van zijn nicht, mevrouw J.H.G. Heutz-geboren Baronesse van BrakelI Doorwerth. |
De familie van de reeds overleden baron van Brakell wil toch wel wat meer verdienen uit de verhuur van het huis de Oorsprong, 1872 1873 |
1874 "Het bekende landgoed "de Oorsprong" te Oosterbeek, tevens uitspanning, zal zeer waarschijnlijk in katholieke handen overgaan; een vermogend Belgisch fabrikant moet den eigenaar Jhr. A. W. van Borssele, burg. te Ede, een aanzienlijk bod gedaan hebben ; welke plannen de kooper er mede heeft, is nog niet bekend". Uit De Peel- en Kempenbode 18-02-1893 In december 1893 komt de voormalig burgemeester helaas te overlijden. |
ansicht 1906 |
2023 |
Vanaf
1852 wordt in de krant gesproken over: de Uitspanning het Paviljoen, op
de Oorsprong, te Oosterbeek. Rond 1870 wordt de Uitspanning op
den Oorsprong te Oosterbeek, als veilinglocatie genoemd voor verkoop
van meubels ea. 15 Juni1874. Getrouwd: G. Van Zadelhoff en A.J. Geerlings. Uitspanning: de Oorsprong, Oosterbeek. "Burgemeester en Wethouders dezer gemeente zijn gemachtigd om de vergunning voor den kleinhandel in sterken drank, staande ten name van A. Uittenbogaart alhier over te schrijven ten name van W. Remmerde, die het bedrijf zal uitoefenen in de uitspanning „de Oorsprong" te Oosterbeek". Uit de Arnhemsche courant 29-03-1906 |
"De alom bekende uitspanning „de Oorsprong" te Oosterbeek, heeft sinds 25 Februari 1908 opgehouden te bestaan". Land en volk 27-02-1908 Alleen in 1909 verschijnen er advertenties zoals: Hotel pension Belvedère, Wageningsche berg. W. Remmerde, voorheen „De Oorsprong” te Oosterbeek. Prospectus op aanvrage. Er is op dat moment ook een hotel de Wageningsche Berg. |
Het voormalige Paviljoen "Op warme zomerdagen ziet men op verschillende plekken in de valei, in de rustieke hutjes en bii de vijvers, verschillende groepen zitten, die het bedrijvige leven der stad enige ogenblikken hebben vaarwel gezegd, om van de vrije natuur te genieten, of deze ptaats hebben uitgekozen om aan vrienden en betrekkingen feestpartjjen (bruiloften, verjaringen) te bezorgen ..." Votgens de overleveringen werd de bovenzaat gebruikt ats sociëteit voor de tandsheren; het was de eerste sociëteit van Oosterbeek. Het precieze bouwjaar van de tuinmanswoning, later bekend als het paviljoen, is niet bekend. Reeds in 1824 was er gelegenheid tot het gebruiken van verversingen in de bekoorlijk gelegen tuinmanswoning, die was te vinden tegenover de fabriek aan de overzijde van de vijver. In 1848 (Is. An. Nijhoff) werd over De Oorsprong het volgende geschreven: "De Oorsprong is beroemd wegens de reeks van landelijke zitjes langs de beken die door vijvers lopen, in watervallen neerstorten of als springfonteinen opspritsen, terwijl pittoreske valleien onder hoog, lommerrijk geboomte liefelijke plekjes aanbieden op een schoonen zomerdag". Bij het landhuis was een "pittoreske waning van de boswachter". Met de boswachterswoning werd vermoedelijk het Paviljoen bedoeld. Uit de Provinciale Noordbrabantsche en 's Hertogenbossche courant 12-04-1894: "De eigenaar van de landgoederen „Oorsprong" en „Wolfheze", onder Oosterbeek gelegen, is evenals ten vorigen jare, genegen persoonlijke en familie-wandelkaarten uit te reiken, op aanvrage mot insluiting van 10 cent aan postzegels. Duidelijk dient hier vermelding, dat de uitspanning „het Paviljoen" genaamd, door iedereen kan bezocht worden, zonder in het bezit te zijn van een wandelkaart. Het Paviljoen is open voor een ieder." De eigenaar van 1878 - 1903 staat hieronder. |
Verdwenen Paviljoen de Oorsprong. een tuinmanswoning van het huis de Oorsprong wordt omgebouwd tot Paviljoen, theehuis. Afgebroken in 1908. Ooit stond er bij de meest zuidelijk gelegen vijvers op de Oorsprong deze uitspanning 'Paviljoen de Oorsprong'. In haar hoogtij dagen was het er vooral in de weekeinden een drukte van belang. Bij warm weer kon je er verkoeling vinden rondom het stromende water en onder een groen bladerdak. De bediening zorgde voor een natje en droogje. In 1860 was Gerritsen er een populaire kastelein, later was P. Uijttenbogaerdt er kastelein. Ook de ,,heeren" wisten niet altijd maat te houden en zelfs vindt men daarover iets aardigs aangeteekend in de notulen van den Raad, naar ik meen van 1865. Één der heeren, die de Sociëteit op den Oorsprong bezocht had, liep in het donker tegen 'een boom en brak een arm. Aan den Raad werd een verzoek gezonden, een lantaarn te plaatsen, doch een toen reeds democratisch raadslid verzette zich tegen het verzoek. "Onnoodig", zei hij. ,,Als de heeren naar de „Soos" gaan, is het nog daglicht en als zij naar huis gaan, is het weer daglicht." Uit een lezing van de waarnemend Gemeentesecretaris, de Heer Wesselink, voor de geëvacueerden te Apeldoorn in de periode oktober 1944, mei 1945. Uit Mesker, De oorlogsjaren 1940 - 1945; 1945 |
1878 - 1903 Françoise Stephanie Baronesse van Brakell tot Wadenoyen en Doorwerth x Anton Willem van Borssele Toen de weduwe van de baron van Doorwerth in 1878 overleed was het landgoed 191 ha groot. Tot de bezittingen behoorden ook de Domeinbossen. De nieuwe erfgename was Francoise Stephanie Baronesse van Brakell van Wadenoyen en Doorwerth. Zij was getrouwd met jhr. Anton WiIlem van Borssele, burgemeester van Ede. In de jaren die volgen, werd de boerderij (1880) en het landhuis verbouwd (1889). Van Borssele nam in 1896 afscheid als burgemeester van Ede en ging drie jaar later zelf in het landhuis wonen. 1903 -1906 Jeanne Henriëtte Gabriëlle Baronesse van Brakel Doorwerth x Willem Charles van Heutsz. Toen Van Borssele in 1903 overleed, erfde de nog minderjarige Jeanne Henriëtte Gabriëlle Baronesse van Brakell Doorwerth de bezittingen, die alleen al in de gemeente Oosterbeek ruim 325 ha groot waren. In 1905 trouwde zij met Willem Charles van Heutsz. Zij gaan later wonen op het nieuwe Hoog Doorwerth, dat bij hotels verder besproken wordt. In 1906 wordt er in het dan tijdelijk leegestaande Hotel de Oorsprong ingebroken. (zie de Wageningsche Courant, 07/11/1906; p. 1) De tuinmanswoning wordt in 1908 afgebroken en in 1911 brand het landhuis af. |
|
Families Van Hasselt en Jurgens (1906-1920) In 1906 werd het tandgoed verkocht aan de oud-notaris Nicolaas Johannes Hendrikus van Hasseft, die al vanaf 1903 huurder was. Onder zijn bewind werden verschillende veranderingen op het landgoed doorgevoerd. Zo liet hij in 1908 de uitspanning (het Paviljoen) afbreken en werd het landgoed in 1910 gesloten voor het publiek. Landschapsarchitect Leonard Springer (1855-1940) kreeg omstreeks 1909 opdracht om het landgoed een nieuw aanzien te geven. Zo werd dat de directe omgeving van het hoofdgebouw heringericht en dat ten noorden daarvan omstreeks 1910 een garage, bergplaatsen, oranjerie, kassen en een schuur werden gebouwd. Deze bouwwerken zijn mogelijk ontworpen door de architect J.W. Hanrath (1867-1932) met wie Springer veel samenwerkte. Van Hasselt kocht in 1911 ook het landgoed Rhederoord bij De Steeg. Na aankoop van Rhederoord trachtte Van Hasselt in 1911 De Oorsprong te verkopen, hetgeen niet direct lukte. In 1913 vertrok Van Hasselt naar Rhederoord. In 1916 laat de architect K.P.C. de Bazel een tuinmanswoning met garage toevoegen. |
Hierna werd De Oorsprong bewoond door
Antonius Johannes Josephus Jurgens, steenfabrikant te Oosterbeek.
Interessant is in dit opzicht het mogelijke verband met de toepassing
van de misgebakken stenen bij de waterwerken en het huisje bij de
waterval. Staatkundig-dagblad-van-het-departement-van-den-Boven-IJssel-09-02-1813 Jurgens kocht het landgoed in 1918, maar het brandde in december 1919 af, waarna de restanten werden gesloopt. Het landhuisloze Landgoed werd op 19 maart 1920 voor 120.000 gulden verkocht aan C. Ogterop, directeur van de N.V. hotetmaatschappij "De Tafelberg", die het op 2 oktober 1920 doorverkocht aan mr. Julius Frowein te Arnhem voor 148.750 gulden onder de voorwaarde dat op De Oorsprong geen hotel mocht worden geexploiteerd zolang de heer Ogterop zijn hotels exploiteerde. |
ARNHEM, 19 Dec. Het fraaie landhuis „De Oorsprong te Oosterbeek is gisteravond tot den grond toe afgebrand. Omstreeks 10 uur bemerkte de bewoners dat er rook in huis was. Het bleek dat vermoedelijk door vonken uit den schoorsteen begin van brand was ontstaan. Met emmers water trachtte men 'het vuur te blussehen, doch dit mislukte en spoedig greep het vuur overal om zich heen, waardoor na enkele oogenblikken de vlammen, die in de kap van het oude huis gretig voedsel vonden, naar buiten. Er woei een hevige storm, zoodat er aan blusschen geen denken meer was. Bovendien ligt het huis aan den voet van een heuvelrug, ongeveer 2000 meter van den kom van Oosterbeek, zoodat het geruimen tijd duurde voordat de brandweer ter plaatse was. Inmiddels had het vuur geweldig huisgehouden. Van de hoogte af leverde deze brand te midden van de donkere bosschen van Oosterbeek en van den Hemelscheberg —, terwijl de hevige storm, de hoornen zwaar deed kraken en steunen een fantastisch schouwspel op. Brandende stukken hout werden honderden meters ver weggeslingerd. Van de heuvels af maakte het den indruk alsof een onzichtbare hand, brandende fakkels m de oude bosschen slingerde, krakend en steunend onder de woedende orkaan. Toen de brandweer ter plaatse kwam, viel er niets meer te redden, zoodat deze er zich toe bepaalde de kamer, waarin de brandkast stond, zooveel mogelijk, tegen het vuur te beschermen. Het geheele landhuis gmg in de vlammen op Er werd nagenoeg niets gered. Veel oud blauw Delftsch aardewerk, koper en antieke kasten gingen verloren. Alles is verzekerd." Uit De courant 20-12-1919 | Aanleiding om de brandweer uit te rusten met een mechanische pomp. |
ansicht |
ansicht |
Familie Frowein (1920-1956) mr. J. Frowein, zonder beroep, van Borsselenweg 12 Oosterbeek (adres 1942) Julius Frowein liet in 1921-1922 een nieuw landhuis bouwen ter plekke van het voorhuis van de oorspronkelijke woning. Tegelijkertijd werd aan de Van Borsselenweg, ten zuiden van de boerderij, een nieuwe tuinmanswoning gebouwd. Het tandhuis en de tuinmanswoning werden gebouwd naar ontwerp van de architecten Jan en Theo Stuivinga te Zeist. Volgens anderen heeft F.A. Eschauzier voor H. Frowein een ontwerp voor een woonhuis te Oosterbeek gemaakt. De tekening van een woonhuis te Oosterbeek in het archief is echter ondertekend door Frits Eschauzier jr. "Openbare verkooping van het landgoed „de Oorsprong" te Oosterbeek, op 5. en 19. Juli 1911 te Arnhem".In 1920 koopt J. Frowein de Oorsprong en hij laat Berlage een landhuis bouwen. Frowein wordt later lid van de N.S.B en treed daarom in 1933 af als lid van de gemeenteraad. In 1920 woont Jhr. R.O. van Holthe tot Echten woont vanaf 1920 op de Groote Oorsprong A18 in Oosterbeek (adresboek 1920) |
Rond de jaren 1936 woont er de jhr. dr. H. G. van Holthe tot Echten.
Jhr. mr. H.G. van Holthe tot Echten, later verhuisd hij naar de Utrechtschestraatweg 274 in Oosterbeek "Bij besluit van den Commissaris der Koningin in de provincie Gelderland van 29 Juni, is aangesteld tot buitengewoon gemeenteveldwachter binnen de gemeente Renkum, F. Roest, in dienst van de familie van Holthe tot Echten van het landgoed Hoog Oorsprong". Uit de Arnhemsche courant dd: 05-07-1934 Tijdens de Slag om Arnhem wordt ook de villa de Oorsprong verwoest. De bewoners en evacués, die er onderdak hadden, zitten tijdens beschietingen in de nog aanwezige schuilkelder en zien de villa in vlammen op gaan. Het was hun redding. Terwijl het landhuis werd beschoten en tot de grond toe afbrandde, verbleven zij van 18 tot 25 september in de schuilkelder. Die dag dwongen Duitse militairen de mensen de schuilkelder te verlaten en in de richting van Doorwerth te trekken. In 1956 kwam het landgoed in handen van de gemeente Renkum. Het werd een openbaar wandelgebied. Sindsdien is er weinig meer veranderd. In 2005 of 2006 heeft de gemeente De Oorsprong in erfpacht overgedragen aan Geldersch Landschap. In 2010 presenteerde Het Geldersch Landschap een plan om een appartementencomplex op de Oorsprong te bouwen. De reacties tegen met name het plan voor nieuwe bebouwing op landgoed De Oorsprong moet Het Geldersch Landschap wel aan het denken hebben gezet. Zeker ook in relatie tot haar gedachte om na de Oorsprong het vizier op de Duno te richten. Daarna heeft het Geldersch Landschap het plan ingetrokken. Daarna zijn in 2012 de contouren van het verwoeste landhuis van Frowein weer zichtbaar gemaakt. In de jaren 2012-13 is er op de plek van de oude suikerfabriek een robuuste goot aangelegd om een watermolen te symboliseren. De beken en vijvers en vele watervallen waaronder een grothuisje is weer in ere hersteld. De schuilkelder is nog steeds intact. Tegenwoordig is het voormalige landgoed opengesteld voor publiek. |
rond 1926 rechts is de ingang van de schuilkerder te zien |
De nu nog deels aanwezige schuilkelder werd in 1939 gebouwd naar ontwerp van de architecten Rochers en De Jong. Soms staat de schuilkelder (opname 2015) naast het voormalige landhuis Lage Oorsprong open en mag je er fotograferen. |
De
beek op de Oorsprong, die een verval van pl.m. 35 m heeft, is in de
bovenloop in een prachtige, ravijnachtige omgeving gelegen, en is
daarmede wel de fraaiste beek in de omgeving. "Verder lag op het tegenwoordige landgoed Hoog Oorsprong een grote schaapsdrift die leidde naar de heide bij Wolfheze en de Bilderberg. Ten Zuiden van de Benedendorpsweg strekten zich de waarden uit met weilanden en grienden". Uit: De Veluwezoom: ontwikkeling, bewoning, vegetatie en hun onderlinge invloed vooral in het gebied van Renkum; Nicolaas P.H.J. Roorda van Eysinga; 1949l; pagina 119. |
"Het
huis op de Oorsprong is in het begin van de 19de eeuw gebouwd, in welke
tijd de waterpartij nog dienst deed voor het drijven van een waterrad
in de suiker- en stroopfabriek aan de voet van het landgoed. De huidige
zeer fraaie aanleg is het werk van Leonard Springer, die trouwens veel
gewerkt heeft in deze omgeving. Het goed Hoog-Oorsprong bestaat voor
het grootste deel uit oude domeinbossen die hun oude verkaveling nog
geheel behouden hebben. Alleen de naaste omgeving van het huis is in
landschapstij) opnieuw aangelegd". Uit: De Veluwezoom: ontwikkeling, bewoning, vegetatie en hun onderlinge invloed vooral in het gebied van Renkum; Nicolaas P.H.J. Roorda van Eysinga; 1949; pagina 119. |
Zwembad de Lage Oorsprong. Het in 2012-13 gerenoveerde zwembad op de Lage Oorsprong is een restant van Huize de Lage Oorsprong, evenals de Tuin de Lage Oorsprong. Als in 1956 het landgoed in handen komt van de gemeente Renkum, wordt het zwembad gebruikt voor de schooljeugd en de gemeentelijke Ambtenaren. In 2006 heeft de gemeente De Lage Oorsprong in erfpacht overgedragen aan Geldersch Landschap. Na de renovatie van het zwembad in 2012-2013 is het zwembad niet meer toegankelijk. Het voldoet niet aan de millieueisen voor een openbaar zwembad. |
opname uit 2015 |
Tuin de Lage Oorsprong |
Tuin de Lage Oorsprong, horende bij het landhuis Lage Oorsprong. Van Borsselenweg 36 te Oosterbeek. De tuin de Lage Oorsprong
was een stukje paradijs op aarde. De rijke opbrengsten uit de fruittuin
waren legendarisch. Op het landgoed werden de meest exotische planten
gekweekt voor de hooggestelden in Oosterbeek. Na de oorlog raakte het
geheel in verval. Gelukkig werd de tuin hersteld (vanaf 2004), maar bleef afgesloten voor publiek tot 2008. Vanaf die tijd is de tuin in het seizoen te bezoeken. Tuin de Lage Oorsprong |
. In
2006 heeft de gemeente Renkum landgoed De Oorsprong in erfpacht
overgedragen aan Geldersch Landschap, met als bijzondere voorwaarde dat
de stichting zou zorgen voor herstel van het landgoed. In 2010 was er een eerste voorstel van het GLK voor inrichting van het landgoed. "Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen beraden zich over invulling lege bouwplaats. Veel belangstellenden bezochten onlangs de informatiemiddag over het herstelplan voor landgoed De Oorsprong van Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen. Over de restauratieplannen voor tuin en park waren voornamelijk positieve opmerkingen te horen, melden de organisaties. De discussie tijdens de informatiemiddag spitste zich toe op het opnieuw bebouwen van de plaats waar tot het einde van de oorlog een villa heeft gestaan". bron Nu klinkt deze tekst positief. Helaas, de nieuwbouwplannen troffen veel weerstand. Het GLK zag er vanaf. Wat er wel kwam: Herstel landgoed. |
|
|
|
Bronnen: In de tekst worden meerdere bronnen genoemd. Delpher Erfgoedstem Erkens, H.C.J., Uit de Oude Doos. Verhalen over de vijf dorpen in het groen: Doorwerth, Heelsum, Oosterbeek, Renkum, Wolfheze. Oosterbeek (Kontrast), 1997. |
Oorsprong GLK Van Borsselenweg bij St Heemkunde Renkum Buiten plaatsen in Nederland kaart van G. Passavant |
op- en aanmerkingen, aanvullingen: |